In de BMW-fabriek in Hongarije wordt veel duidelijk over de spagaat van de auto-industrie
In dit artikel:
De Europese auto-industrie kampt volgens de verslaggever met een diepe tweespalt: een toekomstgericht deel dat vol inzet op elektrische, emissievrije voertuigen en een conservatiever kamp dat pleit voor uitstel van de 2035-eis voor alleen nog emissieloze nieuwbouw. Bewijs voor die tegenstelling leverde een recent bezoek aan BMW’s gloednieuwe, grotendeels geautomatiseerde fabriek in Debrecen (Hongarije), waar de batterij-elektrische iX3 wordt geproduceerd (Nederlandse levering vanaf maart 2026). BMW-topmannen Milan Nedeljković en Hans‑Peter Kemser toonden daar aan hoe weinig onderdelen, weinig personeel en een geïntegreerde productieketen nodig zijn om een EV te bouwen — voor hen is de elektrische auto de logische toekomst.
Tegelijkertijd vragen sommige Europese fabrikanten politieke ruimte om de 2035-doelstelling te versoepelen; niet alle merken zitten op één lijn (Volvo verzet zich juist tegen uitstel). De sector worstelt met een bundeling van belangen: klimaatbeleid, technologische transitie, moderne mobiliteit, industriepolitiek en het feit dat overheden vaak aandeelhouder zijn. Volgens de auteur leidt politieke invloed in bestuurskamers soms tot niet-rationele bedrijfskeuzes.
Sinds 2018, toen de redactie besloot de industrie intensiever te volgen, is Europa verder achteropgeraakt tegenover China; de markt heeft zich verdiept in krimp: er worden structureel circa 2,5 miljoen minder auto’s verkocht dan vóór de coronaperiode en managers vrezen een ingrijpende sanering onder grote Europese merken. De kern van het betoog is dat de industrie een identiteitscrisis doormaakt: technische haalbaarheid en economische logica duiden op EV‑dominantie, maar politieke en bedrijfsinteresses houden legacy-argumenten levend.