In 50 jaar onafhankelijkheid kwamen ruim 250.000 Surinamers naar Nederland
In dit artikel:
Over een halve week is het vijftig jaar geleden dat Suriname onafhankelijk werd van Nederland. Het CBS berekende dat sinds die onafhankelijkheid meer dan 250.000 mensen uit Suriname naar Nederland verhuisden; momenteel wonen er nog ongeveer 181.000 in Nederland die in Suriname geboren zijn.
Historisch stroomde migratie al vanaf de jaren zestig op gang, vooral gedreven door economische motieven: Suriname kampte met problemen in de lokale economie, terwijl Nederland economische groei kende. Het besluit tot volledige onafhankelijkheid in 1975 — na een statuut van 1954 dat meer zelfbestuur regelde — leidde tot een grote piek van bijna 40.000 nieuwe migranten dat jaar. Veel van hen behoorden tot de stedelijke elite uit Paramaribo en spraken Nederlands. Kort daarna veranderde het profiel van de migranten: na 1975 kwamen ook veel laagopgeleide inwoners van het platteland naar Nederland, die vaak geen schoolonderwijs in het Nederlands hadden gekregen en daardoor minder voorbereid waren op het leven hier.
Een tweede piek tekent zich rond 1979–1980 af. Tot vijf jaar na de onafhankelijkheid konden Surinamers nog de Nederlandse nationaliteit kiezen en zich daardoor eenvoudiger vestigen; veel mensen namen die beslissing in die periode. Daarnaast versterkte de politieke onrust rond 1980 de vertrekdrang voor sommige groepen.
Opvallend is de ongelijke samenstelling naar geslacht: van alle in Nederland woonachtige Surinamers zijn er meer vrouwen dan mannen (128 vrouwen per 100 mannen). Dat hangt samen met de vraag naar vrouwelijke arbeidskrachten in verzorgende en huishoudelijke beroepen in Nederland én met de relatief zelfstandige arbeidsdeelname van Surinaamse vrouwen.
Sociaal-economisch bestaan er generatiescheidingen. De eerste generatie die vaak onvoorbereid migreerde, heeft gemiddeld lagere inkomens en minder benutting van talenten — deels door taalachterstand — dan autochtone Nederlanders. Maar de nakomelingen doen het veel beter: ongeveer 189.000 Nederlanders zijn geboren met één of twee in Suriname geboren ouders (de tweede generatie) en samen met de derde generatie is hun sociaaleconomische positie tegenwoordig grotendeels vergelijkbaar met die van autochtone Nederlanders. Jonge Surinamers maken volgens onderzoekers een duidelijke inhaalslag.
Ruim driekwart van de Surinaamse gemeenschap concentreert zich in stedelijke gebieden; Almere heeft het hoogste aandeel (11,5 procent van de bevolking daar). Clustering in wijken zoals de Amsterdamse Bijlmer hangt samen met sociale netwerken en betere arbeidskansen in de stad. Na 1980 daalde de jaarlijkse instroom aanzienlijk (begin jaren 90 nog rond 8.000 per jaar, later onder de 5.000). De laatste jaren is er een lichte toename, maar die blijft beperkt en de precieze oorzaak is onduidelijk.
De onafhankelijkheid van 1975 liet een blijvend demografisch en sociaal spoor na in Nederland: een diverse Surinaamse diaspora met sterke stedelijke netwerken, geslachtspecifieke migratiepatronen en generaties die langzaam de verschillen met de autochtone bevolking overbruggen.