'Ik durfde niet te zeggen dat ik kunstenaar was. Dat vond ik zo serieus'
In dit artikel:
We lopen door het ateliercomplex van Mark Manders in Ronse — een tot in detail ontworpen, Ikea-achtig gebouw van het Belgische bureau Coussée en Goris — en krijgen een rondleiding door houtzagerij, werkhal, keramiekatelier, tekenkamer en ideeënkamer. Manders (geboren 1968 in Volkel) beschouwt zijn werk als een soort ‘brein’ dat zich over verschillende ruimtes uitstrekt; in zijn narratief bestaat er een onderscheid tussen ‘hij’ (de derde persoon, een geconstrueerd alter ego) en ‘ik’ (de maker zelf), waardoor feit en fictie voortdurend in elkaar schuiven.
Twee weken voor de opening van zijn solotentoonstelling Mindstudy in museum Voorlinden vertelt Manders over vier decennia werk die daar samenkomen: grote en kleine, bekende en onbekende stukken. Na Voorlinden volgen grote projecten in New York en Londen (onder meer een solo in het hoofdkwartier van Michael Bloomberg). Zijn internationale doorbraak kwam via de Biënnale van Venetië (2001) en Documenta in Kassel (2002); daarvoor wekte hij al veel belangstelling na zijn afstuderen in Arnhem (1992), waar hij vanaf het begin werkte volgens strikte zelfopgelegde regels (o.a. geen kleur, geen sokkels) en een plan ontwikkelde dat hij sindsdien uitvoert.
Manders wil een zelfportret als gebouw maken en ‘schrijven met voorwerpen’: hij bouwt ruimtes die aandoen alsof ze net verlaten zijn, waar objecten functioneren als driedimensionale pagina’s maar ook op zichzelf bestaan. Zijn oeuvre bevat zowel figuratieve, beklemmende beelden — met plek in musea wereldwijd en opdrachten in de openbare ruimte (van Central Park tot het Amsterdamse Rokin) — als conceptuele installaties en zelfs gebouwen die als zelfportret fungeren.
Persoonlijke thematiek speelt een belangrijke rol. In Arnhem begon hij met klei en maakte onder meer handgemaakte baby’s; het verlies van zijn ouders’ vroeg gestorven kind en de daaropvolgende stilte in hun omgeving blijven terugkomen als onderwerp. Een voorbeeld is My Bed: een tweepersoonsbed waarin één kant gevuld is met zorgvuldig uitgestalde documenten en beeldvoorstudies, op de andere kant een naakte kleibaby — een verkenning van rouw en ‘schaduwverlies’, een term waarmee zijn vrouw, psychotherapeut, werkt. Manders onderzoekt zo de dunne grens tussen functioneren en vastlopen van het menselijk brein, zowel persoonlijk als cultureel.
Hoewel zijn werk consequent voortbouwt op een vroeg plan, blijft Manders zich vernieuwen in schaal en context. Zijn atelier en praktijk functioneren als een continu laboratorium voor het verbeelden van geheugen, verlies en identiteit.