Iets meer corporatiewoningen naar statushouders
In dit artikel:
In 2023 kregen huishoudens met één of meer statushouders bijna 8 procent van alle vrijgekomen corporatiewoningen in Nederland — ruim 13.000 van de in totaal 161.000 vrijkomende sociale huurwoningen. Dat aandeel ligt iets hoger dan in 2022 (7%) en boven de 4–7% van de voorgaande vijf jaar. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de eerste huisvesting van statushouders; ongeveer de helft van deze toewijzingen ging naar mensen die dat jaar een verblijfsvergunning kregen of in een COA-opvang verbleven, de andere helft naar statushouders met een vergunning van langer dan een jaar.
Bij twee op de drie huishoudens die naar een corporatiewoning verhuisden ging het om eenpersoonshuishoudens; 7% daarvan bestond uit statushouders (7,4 duizend). Huishoudens met statushouders waren relatief vaak starters op de woningmarkt: ruim 64% verhuisde zonder een vrije woning achter te laten (tegen 62% in 2022). Slechts 17% van statushoudershuishoudens liet wél een woning vrij, terwijl dat bij niet-statushouders meer dan de helft was. Op persoonsniveau verhuisde in totaal 265 duizend mensen naar deze woningen; 25 duizend waren statushouders, waardoor op persoonsniveau het aandeel 10% is — hoger dan het huishoudenaandeel omdat statushoudershuishoudens gemiddeld groter zijn.
De verdeling verschilt per regio: Alkmaar en omgeving kende het hoogste aandeel (13%), Midden-Limburg en Flevoland 12%, terwijl Delfzijl en omgeving onder de 2% bleef. Eind 2023 stonden van de 2,2 miljoen corporatiewoningen ruim 48 duizend (2,2%) bewoond door een huishouden met een statushouder; inclusief voormalig statushouders met de Nederlandse nationaliteit gaat het om bijna 169 duizend woningen (7,8%).