Ideologie maakt blind. Door een ideologische bril zie je wat er niet is en wat er wel is zie je niet
In dit artikel:
Jorge Semprún — voormalig verzetsstrijder, Buchenwald-gevangene en schrijver — staat centraal in dit betoog over hoe ideologie onze waarneming vertekent. Semprún realiseerde zich later dat hij zijn herinneringen aan het concentratiekamp jarenlang had gekleurd door zijn communistische overtuiging: gebeurtenissen en beelden werden zo in dienst gezet van een politiek geloof, niet van een onbevooroordeelde waarheid. Een fragment uit zijn gesprek met Wim Kayzer werd onlangs door Femke Halsema getoond in haar Zomergast, wat de auteur van dit stuk aanzette tot reflectie.
De schrijver, socioloog en columnist die terugkijkt op zijn eigen communistische opvoeding, verbindt Semprúns inzicht met zijn onderzoek naar de Nederlandse Communistische Vrouwenbeweging (NVB). Die beweging, opgericht in 1946 door veel vrouwen die de Duitse kampen hadden overleefd, vormde het kader van zijn proefschrift. Een van de moeilijkste bevindingen was dat sommige ex-gevangenen van Ravensbrück na de bevrijding seksueel geweld hadden meegemaakt dat door het Rode Leger werd gepleegd — een misstand die in 1983 door enkele oudere communistes werd onthuld, maar die hen zwaar werd aangerekend en sociaal kapotmaakte. De CPN reageerde door deze vrouwen te beschuldigen van het besmeuren van het ‘antifascistisch verzet’.
De kernvraag is waarom zulke misstanden zo lang collectief werden verzwegen of ontkend. De auteur betoogt dat ideologische bindingen het onmogelijk maakten om incongruente feiten onder ogen te zien: als je ideologie je hoop, identiteit en interpretatiekader biedt, voelt het bijna onleefbaar om te erkennen dat je ‘zij’ ook fouten of misdaden begingen. Semprún zelf zocht oorspronkelijk verklaringen en vergoelijkingen voor Sovjetwangedrag in Buchenwald; vergelijkbare mechanismen zagen de onderzoeker terug bij ex-Ravensbrücksters die het geweld bagatelliseerden als dronken handtastelijkheden tijdens een meiviering, of zwegen uit angst de Koude Oorlog-retoriek te voeden.
Persoonlijk beschrijft de auteur de worsteling om zijn bevindingen te presenteren: zelfs wie afstand had gedaan van het communisme hield soms vast aan één geloofsartikel — dat communisten in de oorlog moreel boven verdenking stonden. Dat maakte het extra moeilijk voor slachtoffers om gehoord te worden. Het verhaal van Semprún en de ervaringen van deze vrouwen illustreren de morele prijs van ideologische blindheid en benadrukken dat eerlijke confrontatie met pijnlijke feiten moed vergt. Zonder zo’n eerlijkheid, concludeert de auteur, kunnen we de waarheid en daarmee begrip en rechtvaardigheid niet bereiken.