Starters of vermogenden: wie profiteert het meest van hypotheekrenteaftrek?

maandag, 29 september 2025 (09:21) - Reformatorisch Dagblad

In dit artikel:

De hypotheekrenteaftrek, een pijler van het Nederlandse belasting- en huizensysteem sinds een hervorming door minister Nicolaas Gerard Pierson in 1893, staat bij aankomende verkiezingen onder druk. Waar de regeling lange tijd onaantastbaar leek, groeide vanaf het einde van de vorige eeuw het politieke en maatschappelijke draagvlak om de aftrek te beperken of af te schaffen. Niet alleen linkse partijen pleitten daarvoor; ook confessionele partijen zoals de SGP opperden in de jaren tachtig al grenzen aan de regeling (toen voorstel: alleen leensommen onder €400.000).

Al langer zijn er al versoberingen doorgevoerd: sinds 2001 geldt een maximumtermijn van dertig jaar voor fiscaal voordeel en kabinet-Rutte II beperkte de aftrek voor huiseigenaren in de hoogste belastingschijf. Nu de verkiezingen naderen, verschuiven partijposities opnieuw. De VVD en PVV blijven bevoorderaars van de aftrek, maar hun politieke slagkracht is afgenomen. Het CDA heeft onder leiding van Henri Bontenbal een koerswijziging ingezet en pleit — zij het na interne discussie — voor afschaffing of ten minste een gefaseerde afbouw over dertig jaar. GroenLinks en PvdA adviseren een veel sneller afbouwtraject (acht tot twaalf jaar).

Belangrijke argumenten voor afschaffing zijn dat de aftrek mede de huizenprijzen opdrijft doordat kopers meer kunnen bieden met het belastingvoordeel, en dat vooral de eigenaar van duurder vastgoed het meeste profiteert. Het Centraal Planbureau rekende voor dat het schrappen van de aftrek, gecombineerd met verlaging van het inkomstenbelastingtarief, de belastingdruk voor hoge inkomens zou verhogen en voor lage inkomens zou verlagen — deels omdat lagere inkomens vaker huren en dus niet getroffen worden door het verlies van aftrek.

Er zijn ook praktische en financiële complicaties. De Belastingdienst waarschuwt voor 2031: dan vervalt het recht op aftrek voor leningen afgesloten vóór 2001 waarvoor al dertig jaar of langer voordeel is genoten. De administratie ontbreekt vaak, waardoor burgers moeilijk kunnen aantonen of zij nog recht hebben. Een structurele oplossing — bijvoorbeeld het ongedaan laten vervallen van die dertigjaarstermijn — kost naar schatting circa miljard euro per jaar.

Voor huiseigenaren betekent afschaffing in veel gevallen hogere maandlasten. Een berekening van hypotheekadviseur Van Bruggen illustreert dat bij een uitstaande hypotheek van €363.000 tegen 3,75% rente een afbouw over vijftien jaar in het eerste jaar ongeveer €20–30 per maand extra kan vragen, oplopend tot ruim €278 per maand verschil na vijftien jaar. De mate van pijn hangt af van leenbedrag, rente en de duur van afbouw.

Ten slotte maakt de overgang naar een nieuw box 3-stelsel de afweging politiek en technisch complex. Hypotheekrente wordt nu in box 1 afgetrokken; zonder zorgvuldige aanpassing bestaat het risico dat vermogenden via box 3 blijven profiteren, terwijl lagere en middeninkomens de aftrek verliezen. Het ministerie stelt dat het technisch lastig is om in box 3 onderscheid te maken tussen rente voor de eigen woning en rente voor vastgoedbeleggingen; een volledige uitsluiting zou een fundamentele wijziging van het beoogde box 3-stelsel vereisen.

Kortom: politiek gewin, inkomenseffecten, administratieve beperkingen en fiscale systeemkoppelingen maken afschaffing of aanpassing van de hypotheekrenteaftrek een ingewikkelde en kostbare opgave — en daarmee een belangrijk onderwerp in het aanstaande verkiezingsdebat.