Humor brengt verlichting in Mirjam Lieskers romandebuut
In dit artikel:
Mirjam Lieskers debuut schemert als een boek-in-het-boek: een vertelling die ruis en afleiding inzet om juist kwetsbaarheid en ongewenstheid zichtbaar te maken. Hoofdpersonage Minne is een moeder van middelbare leeftijd die de zorg draagt voor haar eenzame, 74‑jarige vader — veeleisend en soms grof — en voor haar volwassen tweelingdochters die meervoudig complex gehandicapt zijn en voor wie de tijd stil lijkt te staan. Om haar verstrikking in die relaties te doorbreken volgt ze een schrijversvakschool, waar oefeningen in het verplaatsen in andere wezens terugkeren als korte, cursief gedrukte regels die als kleine gedichten door de roman lopen.
De roman wisselt luchtige, laconieke humor af met keiharde confrontaties: medische onverschilligheid, een grillige ouderrol en de dagelijkse, eenzame zorgen om kinderen die nooit echt volwassen worden. Centraal ligt deel vijf, dat zich afspeelt tussen 1985 en 1990 en het moment van de tweelinggeboorte nauwkeurig en pijnlijk precies beschrijft — een dramatisch keerpunt waarin de moeder zowel verlost als gebroken raakt. Lieskers stijl balanceert tussen zwartgallig lachen en ontroerende precisie; ze ruimt geen sentimentalisme in, maar raakt desondanks diep.
Kleine scènes — van een ritje over de Overtoom tot wachters in een instellingshal — geven de roman ruimtelijkheid en tonen hoe humor en taal de hoofdpersoon helpen vorm te geven aan verlies, zorg en liefde. Het resultaat is een indringend, soms wrang maar zelden verdrietig boek dat de lezer dwingt mee te voelen met menselijke breekbaarheid.