Huismussen overleven in steden en dorpen dankzij het platteland
In dit artikel:
1-okt-2025 — Nieuw onderzoek van datawetenschappers van Wageningen University & Research, uitgevoerd in Groningen, toont aan dat huismussen in dorpen en steden grotendeels afhankelijk zijn van aanwas uit het platteland. De soort, die vroeger in zulke aantallen voorkwam dat boeren hem soms als plaag bestempelden, staat nu op de Rode Lijst na een sterke achteruitgang sinds de jaren tachtig.
De onderzoekers volgden twee populaties: een landelijke groep in Terheijl en een dorpsgroep in Leek. Ze ringden duizenden vogels en registreerden broedsuccessen en overlevingskansen. Op het platteland werden gemiddeld 1,46 broedsels per jaar vastgesteld met 1,74 jongen per nest; in Leek was dat 1,20 broedsels en 1,29 jongen per nest. Jaarlijkse overlevingskansen lagen in Leek op 33% voor jongen en 44% voor volwassen vogels, en in Terheijl op respectievelijk 40% en 49%.
Modellen gebaseerd op deze cijfers laten zien dat Terheijl als bronfunctie fungeert: bijna de helft van de jonge mussen trekt weg en ongeveer één op de vijf belandt in Leek. Zonder die instroom zou de dorpspopulatie in Leek binnen vijf jaar halveren; de lokale cijfers alleen zijn onvoldoende om de stedelijke populatie op peil te houden.
Als belangrijkste oorzaken noemen de onderzoekers moderne landbouw (minder beschikbaar voedsel door opslagsystemen, gewasbeschermers en verschuiving naar maïs) en in steden factoren als dichte nieuwbouw, schoongemaakte straten, tuinpesticiden en meer predatie door katten en sperwers. Bescherming moet zowel het buitengebied als stedelijke leefruimtes omvatten: meer groen en insectenrijke tuinen, minder pesticiden en nestgelegenheid in gebouwen om huismussen een reële kans te geven in dorpen en steden.