Huiskatten bereikten Europa pas 2.000 jaar geleden, veel later dan gedacht
In dit artikel:
Nieuw DNA-onderzoek toont aan dat de huiskat zoals wij die nu kennen Europa pas ongeveer 2.000 jaar geleden bereikte, tijdens de Romeinse periode. Het onderzoek, uitgevoerd door een Italiaanse onderzoeksgroep onder leiding van paleogeneticus Claudio Ottoni met archeologisch materiaal geleverd door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), is gepubliceerd in Science. Door het kern-genoom van oude kattenbotten te vergelijken met hedendaags DNA uit meer dan negentig vindplaatsen in Europa — waaronder opgravingen in Brussel en Tongeren — reconstrueerden de onderzoekers de herkomst van de moderne huiskat.
De uitkomst wijkt sterk af van eerdere veronderstellingen dat huiskatten al ruim 6.000 jaar geleden uit het Nabije Oosten naar Europa zouden zijn gekomen. In plaats daarvan blijkt de voorouder van Felis catus te stammen van de Noord-Afrikaanse wilde kat (Felis lybica lybica). Europese katten die vóór die periode voorkwamen, waren vooral Europese wilde katten; de moderne huiskat werd later geïntroduceerd, vermoedelijk meegevoerd met Romeinse schepen. Handel in graan en andere goederen tussen Europa en Noord-Afrika biedt volgens de onderzoekers een plausibele verklaring: katten konden aan boord dienstdoen als muizen- en rattenbestrijding.
Waar in Noord-Afrika precies de introductie plaatsvond, blijft onduidelijk. Ook de locatie en timing van de oorspronkelijke domesticatie van katten zijn nog niet vastgesteld. In Egypte speelde de kat historisch een prominente rol in religie en samenleving (denk aan de godin Bastet en kattengrafgiften), wat mogelijk heeft bijgedragen aan verspreiding, maar domesticatie kan op meerdere plaatsen hebben plaatsgevonden. Op Sardinië zijn sporen van Noord-Afrikaanse huiskatten gevonden die genetisch anders zijn dan de lijn die naar het Europese vasteland ging.
Vervolgonderzoek moet uitwijzen welke Noord-Afrikaanse populaties de basis vormden van de hedendaagse huiskat en hoe ecologische omstandigheden, religieuze praktijken en handelsroutes gezamenlijk het wereldwijde succes van de soort bevorderden.