Houd de kinderdoop hoog als handeling van God
In dit artikel:
De auteur, emeritus predikant in de Gereformeerde Gemeenten, verdedigt de kinderdoop als onmisbaar onderdeel van het gereformeerde verbondsdenken en keert zich tegen recente tendensen die de kinderdoop terugdringen of vervangen door “opdragen” of alleen een geloofsdoop voor volwassenen. Hij signaleert verwarring binnen reformatorische kringen door individuele, sectarische stromingen (zoals baptisten) en door commentaren van contemporains als Van der Leer en Ouweneel, die de nadruk leggen op persoonlijke bekering of de doop als toelatingsexamen. Die benaderingen leiden volgens hem tot verontrusting bij ouders en jonge leden en dreigen kinderen van de belofte van God uit te sluiten.
Centrale stelling is dat de doop primair handelt over Gods handelen: het is een teken en zegel van Zijn genadeverbond, voortgezet uit de besnijdenis (Kolossenzen 2:11-12) en bedoeld om ook huisgezinnen in het verbond op te nemen. De auteur benadrukt dat God in de nieuwe bedeling zijn kinderen niet vergeet en dat het ondenkbaar is dat kinderen geen plaats meer zouden hebben in Zijn verbond. De praktijk om de kinderdoop te vervangen door een opdragen noemt hij een armoedig surrogaat: de doop is geen menselijke handeling maar een daad waarmee God belooft en verzegelt.
Tegelijk erkent hij de Bijbelse eis van geloof en bekering voor volwassenen: waar de Heilige Geest geloof werkt, hoort bekering te volgen en daarna kan de volwassendoop terecht plaatsvinden — iets wat in zendingssituaties standaard gebeurt. De kritiek op de kinderdoop raakt volgens hem vaak misverstanden over geloofsverzekering: sommige voorstanders van geloofsdoop hopen op een zegel voor hun eigen waarachtigheid, terwijl de juiste houvast juist op Christus en Gods trouw ligt, niet op het eigen geloof. De doop leert juist vertrouwen op Gods gewilligheid en geeft vrijmoedigheid om de vereiste gaven (geloof, bekering) bij Hem te zoeken.
De auteur wijst erop dat alleen kinderen van gelovigen gedoopt mogen worden en dat ouders verantwoordelijk zijn; tegelijk moet de doop gepaard gaan met opbouwend dooponderwijs. Hij waarschuwt tegen het afsnijden van het verbondshandel van God en pleit voor het serieus nemen van de oikos‑teksten die huisgezinnen in de doop betrekken.
Aan het slot geeft hij concrete adviezen: beter en steviger dooponderwijs; het vermijden van zelfverzekerde grondslagen voor geloofsverzekering; studie van de strijd tegen de wederdopers; kritische weerlegging van baptistische praktijk met Schriftuurlijke argumenten; en bezinning op de betekenis van de doop en gebed om Gods leiding bij het ontvangen van de tekenen en beloften.