Hoogleraar internationaal strafrecht: 'Probeer maar eens een zaak tegen het Israëlische leger aan te spannen'
In dit artikel:
Elies van Sliedregt, hoogleraar internationaal strafrecht aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV), waarschuwt dat het internationale recht onder druk staat en dat Westerse landen vaak te weinig doen om oorlogsmisdaden en genocide te voorkomen. Haar betrokkenheid begon eind jaren ’90 bij het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag; die ervaring leerde haar dat rechtspraak essentieel is voor duurzame vrede, maar ook dat vervolging selectief kan zijn en politieke macht de werking van internationaal recht belemmert.
In augustus 2023 publiceerde de CAVV een rapport waarin de preventieplicht van staten onder het Genocideverdrag wordt uitgediept: verdragsstaten moeten alle redelijk beschikbare middelen inzetten om genocide zoveel mogelijk te voorkomen, zoals diplomatieke druk, sancties, wapenleveringsverboden of het inschakelen van internationale instellingen. Volgens Van Sliedregt schiet Nederland op dit punt tekort; de reactie van politiek en beleid (ook van demissionair minister Caspar Veldkamp) was deels instemmend, maar men ziet weinig concrete beleidswijzigingen of extra verantwoording naar het publiek over wat er wél is geprobeerd.
Van Sliedregt signaleert een bredere trend: invloedrijke staten en leiders ondergraven openlijk het gezag van internationale instituties, en sinds de tweede Trump-periode en de oorlog in Gaza is die afbrokkeling toegenomen. Dat vertaalt zich in machtsverschillen binnen het internationaal strafrecht: “low cost”-verdachten uit zwakkere landen worden vaker vervolgd, terwijl “high cost”-verdachten uit machtige staten (bijvoorbeeld leidende politici of legerofficieren) praktisch ongrijpbaar blijken. Voorbeelden zijn pogingen om wereldleiders politiek aan te pakken die strandden door diplomatieke tegenreacties of sancties tegen rechtbanken, zoals de Amerikaanse sancties op het Internationaal Strafhof na het uitvaardigen van dagvaardingen tegen Israëlische leiders.
Dit betekent volgens haar dat het internationale recht niet voor iedereen gelijk werkt: als iemand eenmaal voor een tribunaal staat, gelden de rechtsbeginselen, maar de toegang tot die fase wordt door machtspolitiek beïnvloed. Die ongelijkheid is volgens Van Sliedregt geen nieuw fenomeen — al sinds Neurenberg bestaat selectieve vervolging — maar het moet de geloofwaardigheid van het systeem niet ondermijnen. Daarom is het belangrijk dat processen zorgvuldig, transparant en deskundig worden gevoerd.
Nederland profileert zich als gidsland in internationaal recht en is gastland van tribunalen in Den Haag. Van Sliedregt vindt dat Nederland die rol actiever moet invullen, vooral rond dossiers als Gaza en Soedan. Als Nederland de door de CAVV geformuleerde preventieplicht negeert en het Internationaal Gerechtshof (ICJ) later oordeelt dat Israël tekortgeschoten is, kan ook Nederland zelf verwijtbaar worden gehouden — met reputatieschade en mogelijke financiële gevolgen, hoewel het Hof weinig handhavingsmiddelen heeft.
Praktische obstakels bij vervolgingen spelen ook nationaal. Het Nederlandse Openbaar Ministerie kiest vaak op haalbaarheid: bewijs voor oorlogsmisdrijven ligt vaak in het buitenland en vervolging van niet-Nederlanders vereist doorgaans dat de verdachte zich in Nederland bevindt. Daardoor is Nederland terughoudender dan landen als Duitsland of Zweden, waar vervolging onder bepaalde voorwaarden ook zonder fysieke aanwezigheid mogelijk is. Van Sliedregt leidt Europees onderzoek naar hoe landen omgaan met mogelijke vervolgingen van buitenlandse strijders; in België leidde dat tot arrestaties van twee Israëlische soldaten op Tomorrowland en overdracht van dossiers aan het Internationaal Strafhof. In Nederland spelen kwesties rond bijvoorbeeld Amir Vashkover, een voormalig Philips-topman die volgens publicaties met de IDF heeft gevochten; het OM gaf aan dat vervolging lastig is en niet verplicht.
Een belangrijk aandachtspunt van Van Sliedregt is het aanspreken van bedrijven bij internationale misdrijven. Ze pleit al langer voor strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen en hun bestuurders, omdat veel conflicten economisch gedreven zijn en Westerse bedrijven vaak een rol spelen bij schendingen (bijvoorbeeld in mijnbouwgebieden). Nederland heeft met de Wet internationale misdrijven (Wim, 2003) een unieke bepaling over universele jurisdictie voor economische misdrijven gekoppeld aan internationale misdrijven. Daardoor zouden bedrijven die profiteren van of betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen – bijvoorbeeld via samenwerking met gewapende milities of het aanbieden van diensten in illegale nederzettingen – vervolgd kunnen worden. De aangifte tegen Booking.com (2024) wegens accommodaties in illegale Israëlische nederzettingen is volgens haar een testcase; vervolging via witwas- of economische routes kan bewijstechnisch aantrekkelijker zijn dan directe oorlogsmisdaadbeschuldigingen. Europese voorbeelden (Lundin in Zweden, LaFarge in Frankrijk) tonen dat dit pad in opkomst is.
Tot slot waarschuwt Van Sliedregt dat de fixatie op de term “genocide” kan afleiden van andere ernstige misdrijven zoals misdaden tegen de menselijkheid, die in veel gevallen net zo gruwelijk en wijdverbreid zijn. Ze pleit voor een bredere, consistente aanpak van ernstige internationale misdrijven en voor een hernieuwde inzet van Nederland als beschermheer van de internationale rechtsorde.