Hoofdtuinier van paleis van Versailles bezoekt de tuin van het Rijks: 'Très intéressant'
In dit artikel:
De beroemde Franse hoofdtuinier Alain Baraton, verantwoordelijk voor de uitgestrekte tuinen van het paleis van Versailles, bracht dinsdag een bezoek aan de tuin van het Rijksmuseum in Amsterdam. Deze imposante tuin in Versailles beslaat 800 hectare met meer dan 200.000 historische bomen en jaarlijks 210.000 nieuwe bloemen, terwijl de tuin van het Rijksmuseum een veel kleinere, 2,5 hectare tellende groene oase is, gelegen midden in de drukke stad. Ondanks het grootteverschil waardeert Baraton de Amsterdamse tuin vanwege de emotie en beleving die het oproept: "Een tuin is een tuin die goed voelt," waarbij hij benadrukt dat het niet om de omvang maar om de sfeer gaat.
Het bezoek maakte deel uit van een culturele rondreis door Nederland en België, georganiseerd door het vanuit Parijs naar Amsterdam verhuisde reisbureau Destination Europe, onder leiding van Myriam Dellal. Naast de tuin van het Rijksmuseum stonden ook uitstapjes gepland naar onder meer Floralia Brussel, Paleis ’t Loo, de Keukenhof en verschillende botanische tuinen.
Tijdens de rondleiding wees Igor Santhagens, de gebouwenbeheerder van het Rijksmuseum die ook verantwoordelijk is voor de tuin, op de historische Kaukasische vleugelnoot van ongeveer 140 jaar oud, die sinds de oprichting van het museum daar staat. Santhagens legde uit dat deze boom langzaam zijn langste tijd gehad heeft en dat er al dertig stekken zijn gekweekt om het exemplaar op termijn te vervangen. Baraton kon dit verhaal herkennen uit Versailles, waar ook stekken zijn genomen van de beroemde "boom van Marie-Antoinette" na een stormschade in 1999.
Baraton waardeert de tuin van het Rijksmuseum als een verborgen juweel en benadrukte het belang van een gevoelige en toegankelijke tuin in een stedelijke omgeving. Hij ziet het bezoek niet als een vergelijking in grootte, maar eerder als een uitwisseling tussen vakbroeders met een gedeelde passie voor groene erfgoedplekken die mensen raken en verbinden. Het bezoek onderstreept de bijzondere waarde van stadsnatuurruimten als pleisterplaatsen waar bewoners kunnen ontspannen en genieten, ook al zijn ze kleiner dan koninklijke paleistuinen.