Hoezo eist de rechter bij luchtkwaliteit de zekerheid dat het risico nul is? Die regel geldt toch ook niet bij de vestiging van azc's?
In dit artikel:
De auteur keert zich fel tegen het voorzorgsbeginsel: het beleidstool dat maatregelen rechtvaardigt zodra schadelijke effecten niet met zekerheid uitgesloten kunnen worden. Hij stelt dat Nederland al een uitgebreid, wetenschappelijk onderbouwd stelsel heeft van normen en beoordelingsinstanties — vaak afgestemd op EU-standaarden en uitgevoerd door instanties zoals het CTGB — en dat lokaal afwijken hiervan willekeur en activisme in de hand werkt.
Als casussen noemt hij twee recente voorbeelden. In een zaak bij het gerechtshof in Den Bosch werd een leliekweker verplicht geacht zelf onderzoek te doen naar de risico’s van bestrijdingsmiddelen die door het CTGB waren toegelaten; die uitspraak betekent volgens de schrijver dat naleving van bestaande regels niet meer volstaat en vrij snel tot ontwrichtende beperkingen voor bedrijven kan leiden. Een tweede voorbeeld betreft GGD Gelderland-Midden en de gemeente Ede: op basis van modelberekeningen (Aerius) en zonder daadwerkelijke fijnstofmetingen gaven ze een negatief advies tegen gastouderopvang. De GGD hanteerde daarbij een norm van 5 microgram fijnstof per m3 — veel strenger dan de huidige Nederlandse/Europese norm van 25 µg/m3 en zelfs scherper dan de voorgenomen EU-aanscherping naar 10 µg/m3 in 2030. De gemeente volgde het advies en een rechter liet het besluit grotendeels in stand, tot frustratie van het gastouderbureau.
De kernkritiek is dat lokale overheden en gezondheidsdiensten met zulke interpretaties van het voorzorgsbeginsel eigen, veel strengere normen kunnen invoeren dan nationaal en Europees zijn afgesproken. Dat leidt volgens de auteur tot absurde uitkomsten (bijvoorbeeld dat gastouders hun eigen kinderen veilig kunnen laten spelen, maar niet anderen mogen opvangen) en tot precedenten die beleidsruilbaarheid en rechtszekerheid ondermijnen. Hij waarschuwt dat het beginsel zo toepasbaar wordt dat vrijwel elk project of locatie — van landbouw en speelplaatsen tot asielzoekerscentra — op grond van hypothetische risico’s aanvaardbaar óf onaanvaardbaar verklaard kan worden; als illustratie schetst hij het denkbeeld dat ook de vestiging van een AZC juridisch verboden zou kunnen worden vanwege ongewisse, maar niet uitsluitbare veiligheidsrisico’s.
Samenvattend bestrijdt het stuk het gebruik van het voorzorgsbeginsel als vrijbrief voor lokaal activisme en pleit het voor het vasthouden aan wetenschappelijk onderbouwde, afgestemde normen die door nationale en Europese procedures zijn gevalideerd.