Hoe we in deze politieke puinhoop zijn beland

zondag, 7 september 2025 (22:54) - Joop

In dit artikel:

Vanaf de jaren tachtig verschoven westerse regeringen, ook in Nederland onder kabinetten-Lubbers, sterk richting neoliberaal beleid: minder overheid, meer marktwerking, loonmatiging en bezuinigingen — bekrachtigd door het akkoord van Wassenaar. Terwijl rechts dit omarmde, koos links vaak voor bijstelling in plaats van breuk; de Derde Weg (Wim Kok, Tony Blair) accepteerde kapitalisme als gegeven en richtte zich op technocratische modernisering. Dat leidde volgens critici niet tot stabiliteit maar tot depolitisering: partijen werden onherkenbaar, leden en burgers trokken zich terug, en democratische instituties werden gereduceerd tot marktlogica.

Politologen en denkers als Peter Mair en Wendy Brown betogen dat neoliberalisme meer is dan economisch beleid: het is een rationaliteit die alles doordringt. Publieke taken werden uitbesteed aan consultancy, diensten geprivatiseerd en beslissingen verengd tot managementkeuzes. Schrijvers zoals Merijn Oudenampsen, Tim ’S Jongers en Mark Lievisse Adriaanse vullen dit beeld aan: de staat verliest richtinggevende capaciteit, de rechtsstaat faalt structureel voor kwetsbare groepen en populisme verschijnt als symptoom van lange erosie van democratische macht — niet als plotselinge oorzaak.

De gevolgen zijn zichtbaar in sociale en economische cijfers: ongelijkheid neemt toe, rijkdom concentreert zich meer, en armoede verdiept zich ondanks dalende officiële aantallen. Het inkomensgat tot de armoedegrens groeide van 10% in 2018 naar 16% in 2023; bijna 1,2 miljoen mensen hebben geen financiële buffer en er ontstaan steeds meer werkenden die toch arm zijn. Wanneer democratie als ‘een keer stemmen en verder zwijgen’ wordt ingevuld, verandert het politieke systeem in een klantenservice: burgers worden consumenten van beleid, hun klachten belanden vaak in de prullenbak, en wantrouwen groeit.

Dat verlies aan participatie en collectieve zeggenschap creëert vruchtbare grond voor extreemrechtse bewegingen. Leiders als Wilders, Trump en Orbán zetten terechte woede om in vijandbeelden — migranten, feministen, klimaatactivisten — terwijl de structurele machtsverschillen en marktkrachten onaangetast blijven. Soms gaat dit gepaard met doelbewuste strategieën van institutioneel falen, gericht op het uitschakelen van tegenmacht.

Het artikel pleit voor een fundamentele omkering: niet terug naar het oude normaal van technocratie, maar naar een nieuw, radicaal democratisch model. Dat betekent burgers opnieuw medebeslissers maken door meer dan incidenteel raadpleging; het gaat om instituten die permanente inspraak, collectieve besluitvorming en sociale zekerheid mogelijk maken — en niet om een overheid die primair als consultancybureau opereert. Voorbeelden van alternatieven worden aangedragen: burgerinitiatieven en -raden die daadwerkelijk beleidskeuzes bepaalden (lokale en internationale voorbeelden zoals burgerberaden in Ierland, keuzes over energietransitie in Duitsland, en participatieprojecten in Utrecht). Politieke figuren als Zack Polanski en Zohran Mamdani worden aangehaald als voorbeelden van politiek die emancipatie nastreeft in plaats van management.

Concluderend: het huidige onbehagen is volgens de analyse geen toevallig bijproduct van populisme, maar het resultaat van decennia van neoliberale depolitisering. De remedie ligt niet in het geruststellen van ‘consumenten’, maar in het herwinnen van collectieve zeggenschap, solidariteit en een staat die opnieuw zelf richting geeft. Alleen zo kan de voedingsbodem voor extreemrechts worden weggenomen en kan democratie meer worden dan een vierjaarlijkse klantenenquête.