Hoe veilig voelen meiden zich in Delfshaven? Op pad met TU Delft-onderzoeker Geertje Slingerland
In dit artikel:
Dr. Geertje Slingerland (TU Delft) onderzoekt hoe meiden en jonge vrouwen zich ’s avonds in de stad veilig voelen en welke ruimtelijke ingrepen dat gevoel kunnen versterken. Tijdens een wandeling door haar buurt in Rotterdam-Delfshaven (Schiedamseweg) beschrijft ze waarnemingen die overeenkomen met wat uit straatinterviews naar voren kwam: de meeste meisjes voelen zich onveiliger op straat dan jongens en mannen, en die onveiligheidsbeleving komt zowel voort uit sociaal gedrag als uit fysieke omstandigheden.
Sociaal: groepjes hangjongeren, mensen die op straat drugs gebruiken of alcohol drinken en de vrees dat er zomaar iemand naast je kan gaan zitten leiden bij veel meiden tot terugtrekgedrag. Meiden passen hun routes en vervoerskeuze aan (bijvoorbeeld tram boven metro omdat er zichtbare chauffeurs zijn) en gebruiken rolgedragingen zoals doen alsof ze bellen om ongewenste benadering te vermijden.
Fysiek/omgevingsgebonden: verlichting, zichtlijnen, netheid en aanwezigheid van winkels bepalen sterk het veiligheidsgevoel. Op de Schiedamseweg werken veel zaken in het voordeel van de beleving: gemengd publiek, open winkels in de avond en voldoende zicht tussen voetgangers. Minder goed zijn overvolle prullenbakken en plekken waar bomen en struiken schaduwen veroorzaken of waar trappen zo zijn ontworpen dat iemand gemakkelijk naast kan gaan zitten. Bij het nabijgelegen Zuidplein, een belangrijk OV-knooppunt, bleek juist het ontbreken van avondopen voorzieningen en sociale toezicht problematisch.
Slingerland wijst op dilemma’s: een park kan lantaarnpalen en opschonen nodig hebben voor beter overzicht en veiligheid, maar dat botst met ecologische doelen zoals biodiversiteit en donkere natuurgebieden. Ook is er een normatieve vraag of je plekken zomaar moet afsluiten omdat ze ’s avonds onveilig aanvoelen. Zij benadrukt dat het onwenselijk is dat vrouwen hun gedrag structureel moeten aanpassen uit angst.
Aanbevelingen voor gemeenten zijn concreet: betrek meisjes bij het ontwerp van openbare ruimte, houd bij bestemmingsplannen rekening met gewenste voorzieningen en openingstijden, overweeg bemande OV-servicepunten, en denk seizoens- en tijdspecifiek na over verlichting en zicht. Slingerland merkt dat openbare ruimtes in Nederland vaak uit een mannelijk perspectief zijn ontworpen; door meisjes en vrouwen structureel te betrekken kunnen ontwerpen inclusiever en veiliger worden.