Hoe links Nederland al een halve eeuw worstelt met de islam
In dit artikel:
Benno de Jongh betoogt in deel 11 van zijn Wynia’s Week-serie dat de islamisering van Nederland al decennia plaatsvindt en dat links politiek Nederland daar consequent anders mee omgaat dan veel kiezers ervaren. Hij richt zich vooral op hoe linkse partijen het onderwerp islam en immigratie behandelen in aanloop naar de verkiezingen (met verwijzingen naar uitspraken van onder anderen Frans Timmermans en de campagneperiode tot 29 oktober).
Kernpunt is dat de nieuwe fusiepartij GroenLinks–PvdA in haar verkiezingsprogramma het woord “islam” praktisch vermijdt en moslims alleen noemt in verband met moslimhaat of discriminatie. Volgens De Jongh weerspiegelt dat een breder linkse reflex: islam en migratie worden vaak als cultureel verrijkend voorgesteld, kritiek wordt snel afgedaan als extreemrechts. D66, Partij voor de Dieren, DENK en Volt delen grotendeels dit perspectief. Dat staat volgens de auteur in schril contrast met zorgen bij veel gewone kiezers en zelfs bij groepen die traditioneel links stemmen: onderzoek van Maurice de Hond toont bijvoorbeeld dat 63 procent van de Nederlanders vindt dat de islam niet bij de Nederlandse samenleving past, en een meerderheid van kiezers van partijen als de Partij voor de Dieren en de SP deelt die zorg.
De tekst schetst ook historische wisselingen binnen links. In de jaren 70 en 80 was kritiek op immigratie en de islam niet ongewoon; de oude Socialistische Partij publiceerde in 1983 een pamflet dat gastarbeid en islam expliciet als problemen benoemde, met stevige taal tegen de islam. Later verzachtte de SP haar toon, deels uit vrees voor isolatie (cordon sanitaire) en deels om stemmen van migranten aan te spreken. Tegenwoordig noemt de SP de islam nauwelijks in haar programma, al pleit ze wel voor een maximum van 40.000 arbeidsmigranten, expats, studenten en asielzoekers per jaar. Lijsttrekker Jimmy Dijk profileert zich verder als politiek correct rond minderheden en richt zich op onderwerpen als Israël en Gaza.
De Jongh bespreekt ook pogingen en mislukte plannen om een nieuwe sociaaldemocratische partij te lanceren die cultureel conservatiever maar economisch links zou zijn — namen van mogelijke initiatiefnemers passeerden de revue, maar een nieuwe formatie kwam er niet, onder meer door tijdsgebrek, interne onenigheid en het ontbreken van een charismatische leider. Die leemte in het politieke spectrum ziet hij als een verklaring waarom veel kiezers zich niet vertegenwoordigd voelen: veel mensen zijn economisch links maar sociaal-cultureel rechts.
Als voorbeeld van links die wél streng optreedt noemt De Jongh Denemarken. De Deense sociaaldemocraten onder Mette Frederiksen hanteren strikte asielwetten en maatregelen bedoeld om Deense cultuur en maatschappelijke samenhang te beschermen — van regelgeving om gettovorming tegen te gaan tot verplichte arbeidsinspanningen voor uitkeringsgerechtigden met taalachterstand. Dat illustreert volgens de auteur dat sociaaldemocratische partijen politieke ruimte hebben om op immigratie en integratie in te zetten zonder automatisch rechts te worden.
Historische figuren als Hans Janmaat worden behandeld als vroeger uitgesproken waarschuwers voor immigratie, die in hun tijd werden weggehoond en gemarginaliseerd. De Jongh wijst erop dat sommige van Janmaats voorspellingen — zoals een miljoen moslims in Nederland — feitelijk zijn uitgekomen, maar dat Janmaat destijds als paria werd gezien. GroenLinks wordt in het stuk gepositioneerd als sinds het begin radicaal en zeer meegaand ten aanzien van immigratie en multiculturalisme.
Tot slot plaatst De Jongh de ontwikkeling in een hedendaags politiek perspectief: links worstelt met taboes zoals cultuurrelativisme, terwijl rechts en centrumrechtse partijen (VVD, BBB, FVD, SGP, JA21) regelmatig waarschuwen voor islamisering, maar niet altijd consequent zijn. De auteur voorspelt dat er op links vroeg of laat een partij zal ontstaan die harder optreedt tegen immigratie, integratieproblemen en islamisering — vergelijkbaar met de Deense koers — en dat zo’n partij veel kiezers zou kunnen aanspreken die economisch links maar sociaal-cultureel conservatiever zijn. De tekst sluit af met de verwachte scherpe repliek van Geert Wilders op Timmermans’ gelijkheidsformule: volgens Wilders hebben autochtone Nederlanders andere problemen dan nieuwkomers en moet daar politiek op worden afgestemd.
Context: het artikel is een opiniërende analyse die politieke ontwikkelingen, historische voorbeelden en recente peilingen verbindt om te verklaren waarom links in Nederland terughoudend is in openlijke islamkritiek en welke electorale gevolgen dat heeft.