Hoe goed of slecht is het om eenden brood te geven?
In dit artikel:
In veel Nederlandse parken lijkt het bijvoeren van eenden onschuldig, maar onderzoekers en dierenartsen waarschuwen dat die gewoonte schadelijke effecten heeft — zowel voor de wateren als voor de vogels zelf. Waterkwaliteitsdeskundige Sven Teurlincx (NIOO-KNAW) wijst erop dat vijvers al vaak teveel voedingsstoffen binnenkrijgen door landbouw, industrie en riooloverstorten. Extra voedselresten uit brood voegen nog meer nutriënten toe, wat algengroei en een eenzijdige, slechte waterkwaliteit versterkt. Omdat veel mensen regelmatig eten achterlaten, telt die input op: een observatie uit 2018 bij 21 vijvers liet zien dat er gemiddeld dagelijks een heel brood per plas bijkomt. In sommige wateren zou het vermijden van dat extra voer merkbaar verschil maken.
Ook voor de eenden zelf is brood geen goed alternatief. Dierenarts Ronald Corbee (Universiteit Utrecht), gespecialiseerd in diervoeding, legt uit dat brood rijk is aan snel opneembare koolhydraten waar wildwaterwild niet op is aangepast. Dat stimuleert overeten en leidt tot obesitas bij veel stadsduiven‑ en eendensoorten; vetophoping is moeilijk van buitenaf te zien maar is voelbaar bij het borstbeen. Bovendien verstoort extra voer het natuurlijke voedingsritme, ook in matige winters waarop voldoende voedsel beschikbaar is. Overmatig voeren trekt ook ongedierte aan: onderzoek in Amsterdam (2021) vond op sommige plekken zoveel achtergebleven voer dat het voldoende was voor ongeveer 150 ratten.
De aanbeveling van deskundigen is niet per se een verbod op alle voermomenten, maar een gedragsverandering: stop met het legen van hele zakken oud brood in vijvers en beperk de hoeveelheid bewust. Kleine, incidentele porties door kinderen maken vaak minder uit dan massaal weggegeven restjes. Beter nog is ander geschikt voer te geven: groente, fruit, zadenmengsels of speciaal eendenvoer zijn voedzamer en minder schadelijk. Broodresten die je niet wilt bewaren horen in de afvalbak, niet in het water.
Breder gezien toont dit probleem hoe lokale, goedbedoelde handelingen samenwerken met landelijke emissiebronnen om eutrofiëring en biodiversiteitsverlies te verergeren. Door minder en verstandiger te voeren kan de directe druk op vijvers worden verminderd; het oplossen van de achterliggende stikstof- en nutriëntenproblematiek vraagt echter bredere maatregelen in landbouw en rioleringsbeheer.