Hoe de industrie uit industriestad Tiel verdween: 'Hele wijken kleurden arbeidersrood'
In dit artikel:
Tiel groeide uit van een middeleeuwse handelsstad tot een karakteristieke arbeidersplaats, en heeft zich in de afgelopen decennia opnieuw moeten uitvinden. Historicus Emile Smit schetst die verandering: al in de late middeleeuwen handelde Tiel ver, was het lid van de Hanze en sloeg het eigen munten die zelfs in Scandinavië en Rusland zijn teruggevonden. De gunstige ligging aan de Waal (en later het Amsterdam-Rijnkanaal) maakte de stad tot een knooppunt voor scheepvaart en handel.
Rond 1880 ontstond er op basis van die ligging en bestaande vakkennis een flinke industriële impuls: eerst de metaalbewerking — met bedrijven als Daalderop die uit kleine smederijen grote ondernemingen werden — en vanaf circa 1885 een sterke fruit- en conservenindustrie. Maatschappij De Betuwe en de jamfabriek (met mascotte Flipje) maakten van Tiel een regio met veel tewerkstelling. De stad trok nieuwe woonwijken aan en ontwikkelde een sterke bedrijfsbinding: werken bij Daalderop betekende vaak ook sociale verbondenheid binnen die “familie”. Politiek vertaalde die arbeidsstructuur zich in langdurige socialistische steun; Tiel kleurde historisch gezien “rood”.
Die industriële voorspoed keerde in de jaren tachtig. Door internationale concurrentie liepen metaalbedrijven terug — fabrieken zoals Kurz, Metawa en Rio sloten hun deuren — en Daalderop stopte met traditionele tinproducten. De fruitsector leed onder overnames: toen Hero uit Breda Maatschappij De Betuwe overnam, werd productie langzaam uitgekleed en uiteindelijk naar Breda verplaatst. De jamfabriek in Tiel sloot in 1993; de fabrieksterreinen zijn deels herbestemd voor woningen. Rond 1984 bereikte de werkgelegenheid volgens lokale bronnen een dieptepunt.
Tegelijkertijd zette Tiel een omslag naar logistiek in. Nieuwe bedrijventerreinen als Kellen en Medel trokken andere ondernemingen aan en benutten opnieuw de centrale ligging, de vaarwegen en de bereikbaarheid via de A15. Smit ziet in die ontwikkeling een logisch antwoord van ondernemers: er waren mensen en goede verkeersverbindingen, maar geen massale industrie meer — logistiek bood zich aan als moderne economische drager. Historisch gezien is dat geen nieuw fenomeen; er zijn aanwijzingen dat de plek al in Romeinse tijden dienstdeed als overslagplaats.
Politiek is het beeld veranderd: waar voorheen sociaal-democratische partijen sterk stonden, is de lokale Partij van de Burgers nu de grootste in de gemeenteraad, en bij landelijke verkiezingen koos zo’n 30 procent van de Tielenaren recent voor de PVV. De transitie van handelsstad naar industrieel centrum en vervolgens naar logistieke hotspot bepaalt nog steeds het stadsbeeld: iconen zoals Flipje herinneren aan de jam-geschiedenis, terwijl nieuwe bedrijventerreinen en het kanaal Tiels toekomst vormgeven. Journalist Joni van Essen volgt deze dynamiek in de verhalenreeks Dwars door Tiel en nodigt inwoners uit mee te denken over de stad van nu.