Hoe banken ondernemers met renteswaps een poot uitdraaiden - en de minister lange tijd wegkeek
In dit artikel:
Follow the Money viert 15 jaar; in deze aflevering reconstrueert Jan‑Hein Strop het renteswap‑schandaal waarin grote banken duizenden Nederlandse mkb‑ondernemers opzadelden met complexe rentederivaten.
In 2013 meldden financieel adviseurs klachten van ondernemers die dachten een vaste rente te hebben, maar in werkelijkheid een variabele rente hadden geruild via een renteswap. Banken presenteerden die constructie als goedkoper en flexibeler dan een gewone vastrentende lening. Toen de marktrente na de financiële crisis onder de afgesproken swaprente zakte, kregen veel swaps een negatieve waarde. Dat betekende dat bij voortijdige beëindiging of bij verslechterd risicoprofiel ondernemers geconfronteerd werden met forse afrekeningen of de verplichting om extra onderpand te stellen (margin calls).
Een vroeg voorbeeld is de Friese ondernemer die in 2010 de Deutsche Bank bijna uit zijn winkel wierp nadat zijn opslag plotseling werd opgeschroefd; de zaak escaleerde met een rechtszaak waarin de ondernemer uiteindelijk in het gelijk werd gesteld. Dat incident bleek geen uitzondering: FTM ontdekte dat ruim 17.000 leningen aan mkb’ers waren gekoppeld aan renteswaps die veel ondernemers bij correcte voorlichting nooit zouden hebben geaccepteerd. Waar pensioenfondsen en grote instellingen derivaten routinematig gebruiken en de risico’s begrijpen, ontbraken die kennis en bescherming bij kleinschalige ondernemers.
Onderzoek naar verkoopdocumenten, onder meer van Rabobank, toonde dat banken de producten presenteerden als rente‑fixatie zonder duidelijk te waarschuwen voor tussentijdse opslagverhogingen of de gevolgen van een negatieve swapwaarde. Rechters oordeelden later dat banken hun zorgplicht schonden. De handelswijze deed denken aan de woekerpolissen: agressieve, bonusgestuurde verkoop, gevolgd door ontkenning en juridische druk vanuit de sector.
Opvallend was de houding van het ministerie van Financiën onder minister Jeroen Dijsselbloem. Hij stelde aanvankelijk dat mkb’ers doorgaans niet verplicht waren extra onderpand te leveren en ontkende dat negatieve swapwaarden invloed hadden op risicoopslagen — uitspraken die in strijd bleken met wetgeving én met bevindingen van de AFM en ervaringen van ondernemers. De toezichthouder gaf later toe onvoldoende toezicht te hebben gehouden. Omdat de staat toen eigenaar was van ABN Amro, leek politieke terughoudendheid mede te verklaren waarom een collectieve oplossing werd vermeden.
Pas begin 2016 werd een onafhankelijke commissie ingesteld om het probleem te regelen; compensatie voor getroffen ondernemers liet echter jaren op zich wachten. Het schandaal ondermijnde het vertrouwen in zowel banken als het ministerie en liet zien hoe onbegrip, slechte informatie en belangenverstrengeling tot grote financiële schade bij kwetsbare ondernemers kunnen leiden.