Hoe banken moslims tot verdachten maken: 'Heeft u ooit positief gestaan tegenover Hamas?'
In dit artikel:
Nederlandse banken screenen klanten op grond van antiwitwas- en terrorismewetgeving (Wwft), maar in de praktijk leidt dat steeds vaker tot intensieve controles van moslims, Palestijnse activisten en mensen met een Arabisch klinkende naam — niet primair vanwege verdachte transacties, maar vanwege religie, politieke overtuiging of publieke opstelling. Die werkwijze kan stigmatiseren, tot onterechte beschuldigingen leiden en in sommige gevallen rekeningen beëindigen, waardoor mensen maatschappelijk worden uitgesloten.
Wat er gebeurt: eind 2023 ontving de Palestijns-Nederlandse activist Hassan een confronterende brief van ABN Amro. De bank vroeg uitgebreid naar zijn betrokkenheid bij pro-Palestijnse organisaties, verwijzend naar mediaberichten en een vermelding in een rapport waarin mogelijk banden met Hamas werden gesuggereerd. ABN Amro vroeg niet naar financiële transacties, maar naar zijn opvattingen, eerdere posts en of hij ooit positief over Hamas had gestaan. Nadat advocaat Samira Sabir tussenbeide kwam en de herkomst van de informatie opvroeg, bleef Hassan zijn rekening houden — maar de zaak illustreert hoe banken aantijgingen overnemen zonder altijd bronverificatie.
Andere voorbeelden uit onderzoek door Follow the Money:
- Nourdeen Wildeman, een bekeerde moslim en YouTube-voorman, kreeg van Rabobank het klantlabel ‘hoog risico’ omdat hij online actief is over islamitische onderwerpen en vanwege een kleine aankoop in een moskee die via een stichting liep die door CIDI was gelinkt aan verdachte personen. Zijn publieke activisme en geloof werden in het klantprofiel meegenomen.
- Een moskee in Den Haag werd door ING onderzocht nadat een overboeking van tien euro een Arabische naam en het woord ‘dua’ in de omschrijving bevatte; het screeningsysteem matchede deels met een naam op een sanctielijst.
- Een man uit Tilburg, eerder onterecht verdacht in Spanje, verloor vorig jaar zijn bankrekening bij Rabobank nadat de bank zijn dossier niet voldoende vond om het cliëntonderzoek af te ronden; hij leeft sindsdien zonder eenvoudige toegang tot bankieren.
Welke bronnen gebruiken banken? In verschillende dossiers blijken banken zich te baseren op rapporten en signalen van pro-Israëlische lobbygroepen zoals ELNET en CIDI en op berichten van anti-islamitische bloggers. Soms zijn die rapporten onverifieerbaar of later van internet gehaald. Banken geven zelf weinig informatie prijs over hun risicobeoordelingen: ABN Amro zei geen details over risicobeheersingsmaatregelen te geven; Rabobank stelt dat zij religieuze gegevens niet als trigger gebruikt; ING heeft in het verleden excuses gemaakt voor ervaren discriminatie.
Juridische en maatschappelijke knelpunten: onder de Wwft moeten banken ‘ongebruikelijke’ transacties melden aan de Financial Intelligence Unit (FIU) en bij verhoogd risico een klantonderzoek starten; als de klant onvoldoende bewijs levert, kan de bank de relatie beëindigen. Maar de huidige praktijk raakt aan grondrechten en privacyregels: het vastleggen en gebruiken van religieuze, politieke of etnische gegevens is gevoelig en vaak juridisch problematisch. Het College voor de Rechten van de Mens oordeelde meerdere keren dat ING discrimineerde, bijvoorbeeld bij selectie op basis van niet-Nederlandse achternamen. Hoogleraar privacyrecht Gerrit-Jan Zwenne waarschuwt dat banken mogelijk bijzondere persoonsgegevens gebruiken die ze niet zomaar mogen verwerken.
Rechtsbescherming en deskundigenoordeel: mensenrechtenadvocaat Elsa van de Loo (Stichting PILP) stelt dat banken klanten feitelijk screenen op religie, activisme en politieke overtuiging — iets wat de wet niet voorschrijft en dat kan neerkomen op (indirecte) discriminatie. Volgens haar en advocaat Sabir ontbreekt vaak proportionaliteit: onderscheid mag alleen als het echt noodzakelijk is om terrorisme te voorkomen. Maud Bökkerink (Wwft-expert) en het WODC (2018) merken op dat transactiemonitoring weinig effectief kan zijn omdat het uitgavenpatroon van een terrorist nauwelijks valt te onderscheiden van dat van andere burgers. Het Openbaar Ministerie kan bovendien geen helder cijfer geven over hoe vaak meldingen van banken tot vervolging leiden.
Gevolgen voor burgers: naast het directe verlies van bankdiensten ervaren mensen een ‘chilling effect’: ze mijden islamitische organisaties, beperken politieke uitingen of gaan elders bankieren (in het buitenland of via andermans rekeningen), waardoor toezicht juist wordt bemoeilijkt. In individuele gevallen resulteert het ook in angst, beperkte bewegingsvrijheid en financiële ontregeling — door sommigen beschreven als een ‘onzichtbare gevangenis’.
Conclusie en aandachtspunten: het huidige systeem van transactiemonitoring en klantonderzoek leidt in Nederland tot structurele problemen rond transparantie, bronverificatie en het onderscheid tussen gevaarlijke financiering en legitiem politiek/religieus handelen. Er is groeiende kritiek dat banken fungeren als een soort ‘gedachtenpolitie’ zonder heldere wettelijke grondslag of voldoende waarborgen. Experts en belangenbehartigers pleiten voor strengere toetsing door toezichthouders (Autoriteit Persoonsgegevens), meer transparantie over gebruikte bronnen en algoritmen, en een heroverweging van het proportionaliteitsbeginsel zodat de bestrijding van terrorisme niet onnodig ten koste gaat van grondrechten en maatschappelijke participatie.