Het zou kunnen
In dit artikel:
5 december 2025 — Sander Turnhout (SoortenNL) en Raoul Beunen (Open Universiteit) waarschuwen dat het eerste landbouw- en natuurhoofdstuk van CDA en D66 onvoldoende recht doet aan wetenschap, rechtspraak en de omvangrijke opgave rond stikstof. Zij zien een groot verschil tussen politieke intenties, juridische verplichtingen en ecologische realiteit, en vrezen dat vaag taalgebruik leidt tot uitstel en herhaling van oude fouten zoals bij het PAS.
Wat is er aan de hand?
- CDA en D66 formuleren in het eerste voorstel een ambitie om “wettelijk vastgestelde stikstofdoelen” in 2035 te halen met een tussenstap in 2030, maar maken nergens concreet wat dat precies betekent of welke instrumenten daarvoor ingezet worden. Volgens de auteurs creëert die onduidelijkheid ruimte om verplichtingen te omzeilen.
- De huidige Omgevingswet legt concrete eisen vast: in 2030 moet 50% van het areaal onder de kritische depositiewaarde (KDW) liggen en in 2035 74%. Bovendien dringt een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag in de Greenpeace-zaak aan op voorrang voor de meest kwetsbare gebieden en suggereert zij dat reductie verder moet gaan dan alleen die 50%-norm. De schrijvers stellen dat geloofwaardigheid vraagt om te vertrekken vanuit die rechterlijke uitspraak en te mikken op een halvering van de uitstoot in 2030 ten opzichte van 2019, eventueel vertaald naar extra gebiedsgerichte nadruk.
Kritiekpunten
- Vage formuleringen en het voornemen de KDW te vervangen door een “juridisch houdbaar alternatief” maken de wettelijke doelen betekenisloos zolang er geen concrete reducties of natuurherstelplannen onderliggend zijn. De schrijvers vergelijken dit met het verdringen van een meetinstrument in plaats van echt te sturen op reductie.
- Er is te veel focus op het mogelijk maken van vergunningverlening (vergunningen, salderen, intern/extern salderen) en te weinig op herstel van natuur vóór nieuwe ontwikkeling. Historisch overzicht: eerdere beleidsinstrumenten met die focus (Bouwvrijstelling, Spoedwet Aanpak Stikstof, PAS, etc.) hebben gefaald omdat herstel altijd “later” zou komen.
- Opstelling ten aanzien van PAS-melders en zogenoemde interimmers baart zorgen: het legaliseren of compenseren van bedrijven die eerder illegaal hebben uitgebreid zou de rechtsstaat ondermijnen en onterecht belastinggeld kunnen vergen.
- Er ontbreekt balans tussen belonen en handhaven. Subsidies en transitiesteun zijn nodig, maar handhaving en boetes horen er ook bij om malpractices te bestrijden en eerlijke ondernemers te beschermen.
Wat stellen de auteurs voor?
- Neem onomstreden feiten en berekeningen als vertrekpunt: volg de adviezen van Remkes en de berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), dat vier keer concludeerde dat circa 150.000 hectare extra natuur nodig is. Begin zo snel mogelijk, want uitstel maakt latere opgaven veel groter.
- Formuleer heldere, meetbare tussendoelen voor 2030 en een doorkijk naar 2035 in plaats van terugwerkende vage ambities. Concreet voorbeeld: streven naar gunstige staat van instandhouding in 50% van Natura 2000-gebieden in 2030 en 75% in 2035.
- Kies voor het juridisch en ecologisch robuuste criterium “staat van instandhouding” als alternatief voor of aanvulling op KDW: dit omvat niet alleen stikstofdepositie maar ook oppervlakte, samenhang, waterkwaliteit, verstoring en pesticidebelasting.
- Zet in op herstel eerst, pas daarna ruimte voor economische ontwikkeling; combineer financiële steun met strikte handhaving. Boetes kunnen gefinancierd worden naar een transitiefonds waarmee natuurherstel en kleinschalige landschapsinitiatieven worden bekostigd.
- Geef ruimte aan lokale waardendialogen en burgerberaden om draagvlak te vergroten en beleid te verbinden met streekeigen oplossingen; monitor samen met boeren en maatschappelijke groepen en ontwikkel kritische prestatie-indicatoren.
- Brede opgave: naast stikstof moet ook pesticidengebruik drastisch omlaag (de auteurs noemen een reductieorder rond 85%), waterpeilen moeten omhoog en er moet minimaal 10% groenblauwe dooradering in het cultuurlandschap komen.
Ruimtelijke en bestuurlijke consequenties
- De transitie van het landelijke gebied gaat verder dan vergunningen verlenen: het is een ingrijpende ruimtelijke verbouwing waarvoor integraal sturen nodig is. Dat vraagt bestuurlijke capaciteit en mogelijk een ministerie of beleidsarrangement dat ruimtelijke ordening met publieke waarden (gezondheid, duurzaamheid, landschap, biodiversiteit) centraal stelt.
- De auteurs opperen ook om het Natura 2000-netwerk effectiever te begrenzen en zo planologische zekerheid te creëren voor boeren die willen verbinden met natuurbeheer—een keuze die bij sommige boeren op weerstand kan stuiten maar voor anderen juist bescherming en subsidiezekerheid kan bieden.
Slotboodschap
Turnhout en Beunen waarschuwen dat wishful thinking en juridsiche ontwijking de ecologische en juridische opgaven ontkennen. Politieke geloofwaardigheid vraagt concrete, onderbouwde doelen, handhaving gecombineerd met transitie-instrumenten, en prioritering van natuurherstel. Met die aanpak is de noodzakelijke transformatie van landbouw en landschap wel degelijk mogelijk — mits politiek lef en daadkracht om te beginnen en niet uit te stellen.