'Het verleden van mijn Duitse moeder heeft me meer beïnvloed dan ik dacht'
In dit artikel:
Fotograaf Annaleen Louwes (65) toont vanaf dit weekend in galerie Bradwolff Projects in Amsterdam Es gibt keine Sahne, es gibt Krieg — een persoonlijk project waarin ze de schroom en het zwijgen rond de Duitse afkomst van haar moeder Marianne Louwes‑Steubing (93) onderzoekt en poetisch probeert terug te geven wat verloren leek. De tentoonstelling ontspringt aan een reeks gesprekken en reizen door Duitsland en Polen, met terugblikken naar Louwes’ jeugd in de jaren zestig en zeventig in Amsterdam, waar veel Joodse buren zaten en anti‑Duitse sentimenten alledaags waren. Die omgeving maakte dat ze zich als kind schaamde voor haar moeder en vanaf de puberteit bewust afstand nam van alles wat naar Duitsland verwees.
Het project ontstond concreet na een reis in 2019 die moeder en dochter samen maakten en na een bioscoopbezoek aan de film Werk ohne Autor. Tijdens die periode kwamen familieverhalen naar boven: twee neven van Louwes’ grootmoeder zijn vermoedelijk als homoseksuelen vermoord in het kader van Aktion T4 (Hitlers ‘eugenetica’-programma), en een oom diende als scheepsarts bij de Kriegsmarine. Tegelijk vond Louwes in het familiearchief een pasfoto van haar moeder in het uniform van de Jungmädel, wat aantoonde dat zij als meisje toch deel uitmaakte van de Hitlerjugend‑structuren. Tot dan toe was oorlogsverleden in het gezin zelden expliciet besproken; zwijgen functioneerde als bescherming — zowel tegenover pijnlijke herinneringen als tegenover de angst om nazisympathieën te ontdekken.
In haar werk vertaalt Louwes die dubbelzinnige, vaak stille schaamte in beelden. Ze maakte foto’s van bossen en gevels, details van concentratiekampen en meer intieme scènes: een naaktportret van haar moeder (haar lichaam als drager van geschiedenis) en de video Mutti bewegt, twintig minuten waarin Marianne ochtendgymnastiek doet. Veel beelden zijn in grijstonen geschoten; gevels en huizen soms in kleur. Louwes spreekt van een ‘schaamtearchitectuur’: plekken en details die niet eenduidig verwoorden wat er gebeurd is, maar wel een gevoel oproepen. Ze zoekt niet naar een enkele objectieve waarheid, maar naar twijfel en nuance — haar fotografische aanpak is poetisch en tastend in plaats van verklarend.
Belangrijke locaties uit de reis rond het familieverleden zijn onder meer Pirna‑Sonnenstein, een locatie waar de nazi‑euthanasie werd uitgevoerd, en concentratiekampen; de aangetroffen herinneringen varieerden van traumatische anekdotes tot alledaagse aanpassingen, zoals het direct en foutloos leren van de Nederlandse taal door Marianne om niet op te vallen. Louwes vertelt dat de drang om haar moeder te beschermen gecombineerd was met haar eigen schaamte en dat die dynamiek hun relatie blijvend heeft bepaald — iets waar ze zich pas later van bewust werd.
Hoewel Louwes het begrip ‘intergenerationeel trauma’ niet expliciet gebruikt, leest de tentoonstelling als een reflectie op hoe oorlog en schuld doorwerken in volgende generaties: niet als een hiërarchie van leed waarbij iemands ervaring belangrijker is, maar als een complex netwerk van stilte, aanpassing en identiteitsverlies dat ook gevolgen heeft voor kinderen van betrokkenen. Met Es gibt keine Sahne, es gibt Krieg erkent en restitueert ze de Duitse identiteit van haar moeder — niet om te vergoelijken, maar om te begrijpen en te verbinden. De expositie sluit aan op Louwes’ eerdere thematiek rond buitenstaanders, kwetsbaarheid en het weigeren van uitsluiting, zoals in haar werk over psychiatrische patiënten en lhbti‑asielzoekers.