Het Nieuw-West uit Walter van den Bergs 'Schuld' is kleurloos en verloederd. De bewoners van het Amsterdamse stadsdeel zien dat anders
In dit artikel:
Walter van den Berg situeert zijn roman Schuld (2016) in Amsterdam Nieuw-West en schildert het stadsdeel als een grauwe, uitzichtloze plek waar armoede, verwaarlozing en criminaliteit alledaags zijn. Centraal staan personages als Ron, Cor en Kevin die worstelen met schuld — zowel persoonlijk als collectief: familieruzies, misdrijven die door anderen worden begaan en economische nood die tot kleine criminele handel leidt. Van den Bergs korte, fragmentarische zinnen versterken de benauwde sfeer en verbinden de verhalen langs herkenbare plekken: portiekflats, het Osdorpplein, Huizinga-café en de Sloterplas.
De recensent, die ongeveer 25 jaar in Nieuw-West heeft gewoond, erkent de dramatiek van de roman, maar plaatst die in perspectief. Waar Van den Berg vooral het verval en de verstikkende hopeloosheid uitvergroot, herinnert de recensent aan luiken van sociale warmte: buren als familie, open trappenhuizen, veel groen en kinderen die in zomers tot laat buiten speelden. Die ervaringen tonen dat het beeld van een enkelvoudig troosteloze wijk nuance mist; Nieuw-West is nooit uitsluitend één verhaal geweest.
De analyse verschuift vervolgens van literaire kritiek naar stedelijk-politieke context. De Westelijke Tuinsteden werden na de oorlog ontworpen voor een middenklasse die wilde verhuizen uit het centrum, met nadruk op licht en groen. Vanaf de jaren zeventig vertrok veel middenklasse, woningen verouderden en voorzieningen droogden op. De combinatie van achterblijvend beleid, verwaarlozing door gemeente en woningcorporaties en een slecht uitgewerkt integratiebeleid vormde een voedingsbodem voor uitzichtloosheid bij jongeren — omstandigheden waarin criminaliteit makkelijker wortelde. De beschrijving in Schuld van straatverkoop en gestolen goederen is daardoor niet totaal verzonnen; gebrek aan perspectief verklaart deels waarom zulke netwerken ontstaan.
Tegelijkertijd wijst de recensent op een andere fase: rond 2015, het tijdstip waarin de roman zich afspeelt, waren veel wijken al onderwerp van renovatie en nieuwbouw. Revitalisering en gentrificatie veranderden het straatbeeld: opgeknapte flats en hoogbouw vervingen iconische portiekblokken. Gemeentelijk beleid stimuleerde via projectontwikkelaars en woningcorporaties culturele investeringen en het aantrekken van koopkrachtige bewoners. Dat leidde niet alleen tot fysieke opwaardering maar ook tot verdringing: langezittende bewoners verloren woonruimte of raakten vervreemd van hun veranderende buurt.
De gevolgen van die transformatie zijn zowel materieel als psychologisch. Bewoners die kunnen blijven ervaren stijgende huren en minder op hun situatie afgestemde voorzieningen; vertrokken bewoners kampen met verhuiskosten en langere reistijden. Onderzoek naar gentrificatie toont verhoogde angst, stress en depressieve klachten als sociale netwerken uiteenvallen. Zo lezen de personages in Schuld — met financiële, emotionele en relationele problemen — als spiegel voor actuele zorgen in wijken die door ingrijpende beleidskeuzes werden heringericht.
De kernclaim van de recensent is dat de tragedie van Nieuw-West minder in individuele morele gebreken ligt dan in ruimtelijk en bestuurlijk falen. Van den Bergs roman maakt voelbaar hoe schuld persoonlijk wordt ervaren, maar de grotere schuldvraag betreft de rol van beleid: wie verdient lof, wie draagt verantwoordelijkheid voor achterstelling en wie betaalt de prijs van vernieuwing? De uiteindelijke vraag die overblijft is niet alleen wie schuldig is in de verhaallijn van de roman, maar hoe de maatschappelijke schuld verdeeld wordt tussen bewoners, beleidsmakers en instituties — en of er een manier bestaat om herstel te bereiken zonder verdere ontwrichting van gemeenschappen.