Het kan ook anders, ziet Paul Jansen: 'Slechts één agent voor supporters bij honkbalwedstrijd'
In dit artikel:
Vrijdagavond in Phoenix: in de nog altijd dertig graden tellende woestijnstad lopen jongelui in kortere kleding en felle cowboylaarzen — passend bij het ‘cowboyland’-gevoel. Het compacte centrum is ingericht op de auto; sommige horecazaken zetten vernevelaars buiten, maar in de hitte ruikt het op plekken naar afval uit ondergrondse parkeergarages.
Het doel van de avond is Chase Field, het honkbalstadion vlakbij het centrum, waar de Arizona Diamondbacks het opnemen tegen een ploeg uit Philadelphia. Kaartjes in de tweede ring zijn relatief goedkoop (ongeveer 40 dollar), maar consumpties zijn prijzig: een biertje kost rond de 16 dollar. Chase Field telt bijna 50.000 plaatsen, maar oogt nóg groter door de typische tribune-opbouw; veel stoelen blijven onbezet doordat profteams 162 wedstrijden per seizoen spelen.
De sfeer in en rond het stadion is los en gezinsgericht. Beveiliging is opvallend bescheiden — bij de ingang staat één vriendelijke agent — en de wedstrijd kent meer gezapigheid dan agressie. Tussen de innings klinkt traditioneel het stadionorgel, en publiekshumor blijft beperkt tot lichte plagerijen. Er is een sms-nummer op het scherm om ongewenst gedrag te melden, wat onderstreept dat het een family-friendly evenement moet blijven.
De thuisploeg verliest met 8-2; publiek vertrekt zonder drama. Een steward licht toe dat het normaal rustig is, maar dat bezoeken van de Los Angeles Dodgers eerder voor onrust kunnen zorgen: vorig jaar leidde zo’n bezoek tot tientallen aanhoudingen. Kortom: zomers entertainment in een autostad met hitte, familiaire gezelligheid en een flinke seizoensdrukte die het enthousiasme dempt.