'Het geheim van Noordeinde' en een verzoek aan God: zo komt de troonrede tot stand
In dit artikel:
De troonrede is geen persoonlijke tekst van koning Willem‑Alexander maar de officiële jaarvoorspelling van het kabinet, die jaarlijks op Prinsjesdag (de derde dinsdag van september) door de troonreden wordt uitgesproken. In tegenstelling tot het vaak gehoorde beeld dat alle ministers elk een alinea schrijven, komt de tekst hoofdzakelijk van de speechschrijver van het ministerie van Algemene Zaken — het bureau van de minister‑-president — die in de maanden ervoor met de premier (nu demissionair Dick Schoof) en de vicepremiers de contouren bepaalt. Sommige gebeurtenissen worden van tevoren als relevant aangemerkt, voor andere onderwerpen wordt uitgebreid gebrainstormd; incidenteel ontbreekt toch iets belangrijks uit het jaar, zoals de moord op Pim Fortuyn in 2002.
Na het conceptrondje tussen speechschrijver en premier krijgen ministers de tekst ter reactie; hun wensen en accenten worden verwerkt voordat de koning de uiteindelijke tekst ontvangt. Wat precies tijdens het onderonsje tussen koning en premier wordt besproken, blijft geheim — onder koningin Beatrix sprak men van het “geheim van Noordeinde” — omdat die gesprekken uitsluitend tussen de twee plaatsvinden, zonder adviseurs of woordvoerders.
Vóór publicatie wordt de tekst vertaald en taalkundig gecontroleerd, onder meer door het Genootschap Onze Taal, dat let op dubbelzinnigheden, spelling en interpunctie. Sinds 2013 wordt de rede gedrukt op speciaal knispervrij papier, zodat het omslaan van de pagina’s tijdens het voorlezen niet afleidt.
Hoewel de troonrede in hoofdzaak het regeringsprogramma verwoordt, kan de koning er wel een persoonlijke noot in leggen — voorbeelden zijn dankwoorden na het overlijden van prins Friso, indrukken van de Dodenherdenking tijdens de coronajaren en reflecties bij zijn tienjarig koningschap in 2023. Als de koning of koningin door ziekte niet kan voorlezen, neemt de minister‑president of de minister van Binnenlandse Zaken het over; in dat geval spreekt men van een “openingsrede” in plaats van een troonrede.
Traditioneel eindigt de toespraak met een religieuze slotzin waarin om Gods zegen wordt gevraagd, een formulering die vrijwel sinds 1814 terugkeert. Dat roept vragen op in een seculiere samenleving: sommige premiers hebben die woorden weggelaten om meer recht te doen aan zowel gelovigen als niet‑gelovigen. Desondanks lijkt de verwijzing naar goddelijke steun ook dit jaar waarschijnlijk te blijven.