Het Albanese drugsimperium bedreigt Europa, maar Brussel kijkt weg
In dit artikel:
Onder premier Edi Rama is Albanië volgens onderzoek van Follow the Money en BLAST in een decennium steeds nauwer verbonden geraakt met georganiseerde misdaad, waardoor het land in de ogen van voormalige agenten en opsporingsdiensten is uitgegroeid tot een narcostaat. De reportage baseert zich op gesprekken met politiefunctionarissen, aanklagers, vertrouwelijke documenten en gerechtelijke dossiers en schetst hoe criminele netwerken zich van Albanië naar heel Europa uitbreiden, terwijl staatsinstellingen kwetsbaar blijken voor infiltratie.
Centrale getuigen zijn ex-politie-inspecteur Dritan Zagani en oud-minister en vicepremier Arben Ahmetaj, beiden inmiddels in Zwitserland in ballingschap. Zagani beschrijft een incident uit 2013 waarin een door de politie gestopte Audi, die volgens hem met drugshandel te maken had, niet mocht worden onderzocht omdat die zou toebehoren aan toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Saimir Tahiri. In plaats van dat de vermeende smokkelaars werden vervolgd, kreeg Zagani zelf een strafrechtelijke procedure en vluchtte hij uiteindelijk; bij verstek kreeg hij later zeven jaar cel. Ahmetaj stelt dat Rama politiek opponenten en interne rivalen laat aanpakken via de rechtspraak; ook hij werd na een machtsstrijd beschuldigd en zocht asiel.
Andere prominente namen zijn Taulant Balla, verbonden aan de Socialistische Partij en opgedoken in data uit de internationale Sky ECC-operatie, en Dritan Gjika, van wie onderzoekers zeggen dat hij bananenexport gebruikte als dekmantel voor tonnen cocaïne. Dergelijke praktijken — bananencontainers zijn moeilijk snel te inspecteren — illustreren hoe de Albanese netwerken logistieke toegang tot cocaïnebronnen in Latijns-Amerika verkregen en winstgevend samenwerkten met producenten door betere financiële voorwaarden te bieden dan traditionele maffia.
De Albanese georganiseerde misdaad opereert inmiddels transnationaal: grote inbeslagnames en grootschalige onderzoeken in Italië (Operatie Tornado), Spanje, België, het Verenigd Koninkrijk en Nederland tonen dat Albanese groepen vaak van afstand leiding geven en grootschalig witwassen via schijnbedrijven en valse facturatie. Europol en meerdere Europese justitie-instanties classificeren deze netwerken als een van de meest bedreigende criminele organisaties in Europa; er zijn zelfs bedreigingen en een premie op het hoofd van een Belgische onderzoeksrechter geconstateerd.
Economische kwetsbaarheid — ongeveer 20% leeft onder de armoedegrens, jeugdwerkloosheid is hoog en het gemiddelde salaris ligt rond 600 euro per maand — maakt staatsapparaten vatbaar voor corruptie en infiltratie. Pogingen tot hervorming, zoals de oprichting van SPAK (speciale eenheid tegen corruptie en georganiseerde misdaad), slaagden volgens critici niet in het waarborgen van onafhankelijkheid; selectie van aanklagers zou nog steeds onder politieke invloed plaatsvinden.
Ondanks deze signalen bleef de Europese Commissie, met name voorzitter Ursula von der Leyen, Albaniës EU-aspiraties steunen en sprak van “ongekende vooruitgang”. Analisten en betrokkenen vragen zich echter af waarom Brussel strategische belangen en geopolitieke overwegingen laat prevaleren boven zorgen over corruptie en georganiseerde misdaad. De casus Albanië toont hoe zwakke staatstructuren en internationale criminaliteit elkaar kunnen versterken en waarom Europese samenwerking en politieke druk essentieel blijven om de doorbraak van dergelijke netwerken te stoppen.