Heeft iemand Caroline van der Plas gezien?
In dit artikel:
De campagne waarbij het lange tijd een nek-aan-nek‑race leek om televisietijd is de afgelopen week duidelijk gekanteld: vier lijsttrekkers trekken inmiddels veruit de meeste aandacht en laten kleinere partijen ver achter zich. Centraal stond een chaotisch EenVandaag-debat waarin veel kandidaten elkaar bleven onderbreken; die kakofonie illustreerde tegelijk waarom programmamakers vaker kiezen voor bekende koppen die kijkers en gasten al kennen.
De kopgroep bestaat uit Rob Jetten (D66), Frans Timmermans (PvdA), Dilan Yesilgöz (VVD) en Henri Bontenbal (CDA). Sinds Prinsjesdag tellen de makers van de schermtijdteller opvallend hogere minuten voor hen: Jetten voert de lijst met circa 930 minuten, Bontenbal volgt met ongeveer 721 minuten; Wilders en Van der Plas kwamen tot circa 450 minuten. Vooral debatten en praatprogramma’s spiegelen deze scheiding: kleinere partijen staan lang niet altijd op de deelnemerslijst van de geplande tv‑debatten en worden ook minder uitgenodigd bij populaire talkshows.
Verschillen tussen zenders zijn groot. Timmermans is recent veel te zien bij het programma Eva, Jetten komt veel bij Pauw en De Wit, en Yesilgöz domineert op RTL Tonight en de debattafel van die zender. NPO1 en NPO2 lieten veel VVD‑gezichten zien; NPO3 toonde D66 net iets vaker dan de PvdA. SBS6 is de uitzondering waar de PVV — ondanks beperkte aanwezigheid op andere zenders — relatief dominant in beeld is, vooral tijdens eigen debatten.
Door deze mediaverdeling zijn partijen als BBB (Caroline van der Plas), JA21 (Joost Eerdmans) en Nieuw Sociaal Contract (Jimmy Dijk) de laatste dagen duidelijk minder zichtbaar; Van der Plas heeft bijvoorbeeld bijna een week geen televisieoptreden gehad. Voor kleinere formaties rest nog één kans: het NOS Slotdebat op dinsdagavond, waar zij nog eenmaal hun standpunten breed op beeld kunnen brengen.
Achterliggend speelt het simpele mechaniek van zichtbaarheid: wie vaker in beeld is, bouwt herkenning en uitstraling van kansrijkheid op. In de slotfase van de campagne lijkt dat voordeel nu stevig bij de ‘grote vier’ te liggen, waardoor de kleinere partijen voor een lastige inhaalrace staan.