Heeft Feyenoord-aanhang gelijk en wordt voetbal te duur? 'Misvatting te denken dat fans toch wel komen'
In dit artikel:
Supporters van Feyenoord maakten hun onvrede deze week zichtbaar met grote spandoeken in het uitvak van Het Kasteel: teksten als ‘Eliteclub Feyenoord’ en ‘We moeten praten. We hebben te dure kaarten’ riepen scherp vraagtekens op bij het prijsbeleid van de club. De officiële supportersvereniging De Feijenoorder waarschuwde dat trouwe fans door hoge tarieven niet aan de kant gezet mogen worden; supporters zijn volgens hen de levensader van de club.
Die discussie is niet uniek voor Feyenoord. Door schaarste (veel clubs zijn bijna uitverkocht) en oplopende kosten — voor personeel, beveiliging en faciliteiten — stijgen tarieven in de hele eredivisie. De goedkoopste seizoenkaarten stegen deze zomer gemiddeld zo’n 5,1 procent; bij Feyenoord en PSV ligt de instapprijs rond 340–335 euro, terwijl Telstar met 165 euro aan de onderkant staat. Ajax rekent de hoogste topprijzen: een duurste seizoenkaart kan rond de 958 euro kosten. Losse kaarten beginnen bij veel clubs rond de twintig euro en zijn voor topduels vaak duurder (bijvoorbeeld FC Twente: Ajax 32,50 euro versus Volendam 22,50 euro).
Clubs zoeken naar een balans tussen toegankelijkheid en inkomsten. Eredivisie-directeur Jan de Jong wijst erop dat volle tribunes aanleiding geven tot prijsstijgingen, maar dat voetbal geen regulier bedrijf is: loyaliteit, gezinnen en jeugd zijn belangrijke overwegingen. Supportersorganisaties waarschuwen dat te veel prijsverhogingen juist toekomstige interesse — vooral bij jongeren — kunnen ondermijnen.
Praktische voorbeelden: NAC verhoogde dit seizoen onder meer de prijzen voor halve liters bier en introduceerde voor kinderen buiten de gezinsvakken dezelfde seizoenkaartprijs als volwassenen; als tegemoetkoming kregen kinderen gratis snacks en drinkmunten. Willem II hief prijzen ondanks degradatie, met de uitleg dat er nu meer thuiswedstrijden in de eerste divisie volgen. Feyenoord verhoogde ook tarieven: passe-partouts voor Europese groepsduels zijn sinds 2017 duidelijk duurder geworden, terwijl de club minder seizoenkaarthouders verlengde en sommige stoelen als losse tickets verkocht — wat bij een deel van de aanhang op weerstand stuitte.
Tegelijkertijd hebben Nederlandse clubs minder profijt van mediagelden dan grote buitenlandse competities en zijn ze daardoor relatief afhankelijk van stadioninkomsten — horeca en sponsoring spelen bij sommige clubs veel groter mee dan bij andere. Feyenoord bijvoorbeeld vult De Kuip goed, maar haalt minder opbrengst uit horeca en sponsorplaatsen door verouderde faciliteiten dan rivalen zoals Ajax.
Sommige clubs en supportersorganisaties proberen toegankelijkheid actief te bevorderen: FC Groningen’s stichting Lowesj verstrekte bijvoorbeeld dit seizoen 165 gratis seizoenkaarten (50 daarvan aan kinderen), gefinancierd door sponsoren en collectes. Andere tactieken die clubs hanteren zijn het bevriezen of beperken van het aantal seizoenkaarten en het invoeren van dynamische prijsstelling voor losse kaarten, zodat er ruimte ontstaat voor nieuwe, vaak jongere, bezoekers terwijl per stoel meer inkomsten worden gegenereerd.
Kortom: stadionprijzen stijgen door algemene kostenstijgingen en commerciële keuzes, terwijl clubs proberen een evenwicht te vinden tussen financiële houdbaarheid en de sociale doelstelling om voetbal betaalbaar en inclusief te houden. De vraag blijft hoe dat evenwicht te bewaren zonder de band met traditionele supporters te beschadigen.