Grote financiële belangen achter EU-asielbeleid

dinsdag, 18 november 2025 (08:19) - Indepen

In dit artikel:

Martin Lemberg‑Pedersen, universitair honorair hoofddocent aan de Universiteit van Warwick en voormalig beleidsmedewerker bij Amnesty Denemarken, onderzocht in het 23 pagina’s tellende essay "Security, industry and migration in European border control" de achterliggende drijfveren van het EU‑asiel- en migratiebeleid. Zijn centrale conclusie: het beleid wordt in hoge mate bepaald door commerciële en financiële belangen van het grote bedrijfsleven, niet primair door zorgen over asielzoekers of de Europese bevolking.

Lemberg‑Pedersen beschrijft hoe migratie is omgevormd tot een pan‑Europese veiligheidskwestie (securitisatie). Door migratie als existentiële bedreiging te framen en door het verdwijnen van binnengrenzen binnen Schengen, werd politieke besluitvorming op nationaal niveau naar Brussel verlegd en ontstond draagvlak voor grootschalige, technologische en militaire oplossingen. Dit proces legitimeert enorme investeringen in grensbewaking en creëert een markt voor beveiligingstechnologieën.

De studie belicht drie onderling samenhangende ontwikkelingen: militarisering, externalisering en commerciële exploitatie. Militarisering betekent inzet van drones, radar, bewakingstorens en grensoperaties (zoals operatie Sophia) en grootschalige fysieke barrières (bijvoorbeeld Evros tussen Griekenland en Turkije). Externalisering houdt in dat controle‑taken worden uitbesteed aan niet‑EU‑landen zoals Libië, Turkije en Marokko, ondersteund met geld, training en technologie. Dat opent exportmarkten voor wapen‑ en bewakingsbedrijven en voor consultancy en financiële instellingen.

Wie profiteert? Lemberg‑Pedersen signaleert een netwerk van defensie‑ en beveiligingsbedrijven (Airbus, Leonardo, BAE, Siemens, Thales, Lockheed e.a.), adviesbureaus (bijv. McKinsey) en grote investeerders en banken (BlackRock, Vanguard, Morgan Stanley). De grensbewakingsindustrie werd in 2012 op zo’n €25,8 miljard geschat en zou sterk kunnen groeien; de smokkelmarkt rond migratie wordt geraamd op ongeveer €5 miljard per jaar. Volgens de analyse ontstaat er een perverse symbiose: strengere controles sluiten legale routes af, vergroten de rol van smokkelaars en voeden vervolgens de vraag naar nog meer beveiliging.

Een belangrijk effect is het zogenaamde lock‑in: omvangrijke investeringen en machtige belangen maken politieke koerswijzigingen moeilijk zonder economische consequenties. De auteur waarschuwt dat centrale EU‑oplossingen en verdere integratie deze dynamiek kunnen versterken. In de Nederlandse context wordt gesignaleerd dat politici die meer EU‑macht steunen, indirect bijdragen aan verdere uitgifte van Europese middelen en mogelijk hogere lasten voor burgers.

Kortom: Lemberg‑Pedersen roept op om het economische en geopolitieke belang van de bewakingsindustrie te erkennen bij de analyse van EU‑asielbeleid — en te beseffen dat technische en militaire ‘oplossingen’ politieke keuzes zijn met sterke commerciële prikkels.