Grondrechten zijn geen meningen
In dit artikel:
JA21 wil opnieuw bekijken of artikel 23 van de Grondwet — de vrijheid van onderwijs — ook voor islamitisch onderwijs moet blijven gelden. Dat voorstel staat in het verkiezingsprogramma en werd op 14 oktober in Nieuwsuur aan partijleider Joost Eerdmans voorgelegd. Eerdmans reageerde onder meer: “Islamitisch onderwijs heeft een functie, maar is dat wat we in Nederland willen?” en stelde dat islamitische kinderen naar ‘Nederlandse scholen’ zouden moeten gaan, openbaar of christelijk.
De discussie raakt aan twee grondwettelijke pijlers: artikel 23 beschermt de keuze van ouders en groepen om eigen onderwijs te organiseren; artikel 1 waarborgt gelijke behandeling. De auteur waarschuwt dat het verbinden van vrijheid aan wat een meerderheid of politiek wenselijk acht, niet slechts één school aantast maar een precedent schept dat democratische rechten kan uithollen. Het proces verloopt vaak via ogenschijnlijk redelijke termen — “zorg”, “wenselijk”, “Nederlandse waarden” — en niet met directe verboden, wat volgens de commentator deel is van een strategische, stapsgewijze uitsluitingspolitiek waarin grondrechten als beleidsopties worden behandeld.
Het patroon, zo wordt gesteld, is breder dan JA21: ook andere extreemrechtse actoren werken volgens die tactiek, waarbij discussie en twijfel worden ingezet om rechten geleidelijk terug te dringen. Gevolg kan zijn dat vrijheid nog slechts voor wie “in de spiegel past” geldt, terwijl moslims net zo goed deel van Nederland zijn en geen bewijs van loyaliteit hoeven te leveren.
Kortom: het debat over islamitisch onderwijs raakt kernvragen over gelijke rechten en de grenzen van democratische besluitvorming; het veranderen van artikel 23 uit angst voor diversiteit zou volgens de columnist meer schaden dan oplossen.