GroenLinks-PvdA houdt bedrijven graag klein. Succesvol innoveren wordt bestraft met extra belasting

dinsdag, 2 september 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

Het concept-verkiezingsprogramma van GroenLinks en de PvdA herleeft volgens de auteur oude linkse opvattingen: een sterk sturende overheid, voorkeur voor kleinschaligheid en wantrouwen tegenover grote ondernemingen. Het programma zet in op een “eerlijkere spreiding” van kennis, macht en vermogen en wil lokale ondernemers beschermen, innovatie stimuleren en vervuilende bedrijven zwaarder belasten. Volgens de columnist roept die mix vooral tegenstrijdigheden en risico’s op.

Klein en lokaal krijgen een expliciete beschermingsrol: buurtwinkels en kleine ondernemers moeten worden gekoesterd vanwege hun sociale functie. Tegelijkertijd prijst het programma startups en scale-ups als de toekomst. Maar concrete steunmaatregelen voor groeiende ondernemingen — zoals minder regels, lagere werkgeverslasten of fiscale stimulansen om personeel via aandelen te belonen — ontbreken volgens de kritiek. Het beleid lijkt eerder gericht op het afremmen van grote spelers dan op het faciliteren van duurzame groei.

Een centrale kloof in het programma is de scheiding tussen “innovatieve” bedrijven waar de partij mee wil samenwerken, en de rest van het mkb. Het plan wil lonen verhogen om bedrijven te prikkelen tot meer innovatie. Voor arbeidsintensieve, kleinschalige ondernemers kan dat juist een kostenverhoging betekenen zonder dat innovatie direct haalbaar of relevant is. De columnist waarschuwt dat lonenstimulering zo ten koste kan gaan van de verdiensten van het arme mkb.

Grote vervuilers moeten meer bijdragen: het programma kondigt strengere belastingen op uitstoot aan en stelt dat de overheid bedrijven die willen verduurzamen financieel zal ondersteunen, maar onder strikte voorwaarden en met veel staatsbemoeienis. Voor bedrijven als Tata Steel in IJmuiden zou extra belastingdruk reden kunnen zijn om activiteiten te verplaatsen, luidt de vrees. Ook in de defensiesector voorziet het programma actiever overheidstoezicht: de staat zou medeaandeelhouder moeten worden, zodat winsten “terugvloeien naar de samenleving” — ook hier een ingreep die familiebedrijven zoals Damen Shipyards raakt.

Een opvallend element is de extra heffing op zeer winstgevende ondernemingen. GroenLinks-PvdA motiveert dit met de stelling dat de bijdrage van het bedrijfsleven aan de samenleving is afgenomen. De columnist betwijfelt die claim en wijst op cijfers van de vennootschapsbelasting: het aandeel daarvan in de overheidsinkomsten was rond 6 procent in 1985, 6,6 procent in 2005 en zou nu op ongeveer 11 procent liggen — een stijgende lijn, geen daling. Hij benadrukt dat veel koplopers in innovatie óók de meest winstgevende bedrijven zijn; het strafbaar stellen van winstgevendheid kan innovatie ontmoedigen en kapitaal naar het buitenland duwen. Als voorbeeld wordt ASML genoemd als bedrijf dat al jaren klaagt over overheidsbeleid en voor wie extra belastingdruk reden kan zijn om te kiezen voor vestigingsplaatsen buiten Nederland.

Samengevat ziet de auteur in het programma een paternalistische mix: enerzijds bescherming van kleinschaligheid en strengere belasting- en reguleringsmaatregelen richting grote en vervuilende bedrijven, anderzijds lofzang op innovatie zonder concrete, ondernemersvriendelijke instrumenten. De kritiek luidt dat die combinatie contraproductief is: het beloont noch echte ondernemersvrijheid noch innovatie consequent, terwijl het wel het risico vergroot dat succesvolle bedrijven Nederland ontvluchten.