Gezondheid, vriendschap en inkomen: wat extreem- en neoliberaal rechts witte mannen in armoede afpakt

maandag, 1 september 2025 (10:54) - Joop

In dit artikel:

De column verdedigt en nuanceert de stelling dat ook (met name witte) mannen slachtoffers zijn van het neoliberale bestel, en legt uit waarom die uitspraak anderen irriteerde. De auteur zegt niet dat mannen de vijand zijn, maar bekritiseert wit/westers feminisme dat historisch vaak mannen als collectief blockeerde en daarbij vrouwen van kleur en andere gemarginaliseerden uitsloot. Terwijl zwarte feministen en queerdenkers — denk aan Sojourner Truth, Angela Davis, Audre Lorde en Kimberlé Crenshaw — al decennia wijzen op intersectionaliteit, bleef veel wit feminisme gericht op solidariteit tussen witte vrouwen en op individuele machtspogingen (bijvoorbeeld Hillary Clinton) in plaats van op structurele verbetering voor armere, ziekwordende of alleenstaande vrouwen.

De tekst traceert vervolgens hoe neoliberale hervormingen — flexibilisering van arbeid, inkrimping van sociale zekerheid, dalende vakbondslidmaatschappen — mannen van traditionele werkplek-solidariteit beroofden. Dat sociale vacuüm maakte veel mannen kwetsbaar: hoge zelfmoordcijfers, oververtegenwoordiging bij dodelijke arbeidsongevallen, meer dakloosheid onder mannen en fors slechtere levensverwachting en gezondheid onder laagopgeleide mannen. Tegelijkertijd bestaan privileges (geen raciale stigmatisering, minder aanrandingsrisico) voort, maar die beschermen niet tegen de ontwrichting door marktlogica.

Extreemrechtse bewegingen en identitaire religieuze netwerken vullen die leegte tactisch op door witte mannen een gevoel van erkenning te bieden en vijanden aan te wijzen — feministen, migranten, lhbtq+ — waardoor woede en sociaal isolement worden omgezet in politieke aanhang. De auteur vergelijkt dit proces met eerdere morele panieken (Satanic Panic, QAnon) en wijst op de rol van media, algoritmes en influencers (zoals Andrew Tate) die frustratie kapitaliseren. Radicalisering, aldus de tekst, trekt niet de zetelende elite maar juist mensen die economisch en psychisch uitgekleed zijn.

Belangrijk is de dubbele boodschap: ja, veel mannen lijden onder hetzelfde systeem dat ook vrouwen en migranten schaadt; nee, dat betekent niet dat mannen vrijuit gaan als het om partnergeweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag gaat. Cijfers tonen dat vrouwen vaker slachtoffer zijn van dergelijke geweldsvormen en bij femicide meestal de (ex-)partner dader is. Daarom pleit de auteur voor een politiek van gezamenlijke solidariteit: links moet erkennen dat mannen slachtoffer kunnen zijn, maar tegelijk mannen mobiliseren tegen seksisme en voor hervormingen die iedereen ten goede komen — betere arbeidsveiligheid, betaalbare woningen, kortere werktijden, gratis kinderopvang, en aandacht voor zelfmoordpreventie als onderdeel van klassenstrijd.

Tot slot is de oproep praktisch en inclusiever: mannen kunnen als medestrijders hun privileges inzetten om het systeem dat hén én anderen vermorzelt te ontmantelen — een politiek die identiteit en klasse verbindt, zoals voorbeelden als Zohran Mamdani laten zien. De eerdere kritische observatie van de auteur was bedoeld als aanzet tot bewustwording en uitnodiging tot samenwerking, niet als aanval.