Gevluchte oud-premier Bangladesh krijgt doodstraf voor ombrengen betogers
In dit artikel:
De oud-premier Sheikh Hasina is maandag bij verstek ter dood veroordeeld door een Bengaalse rechtbank voor internationale misdrijven, wegens misdaden tegen de menselijkheid tijdens het bloedige neerslaan van protesten in de zomer van 2024. Aanklagers stelden dat de 78‑jarige Hasina opdracht had gegeven tot het doden van honderden betogers; de Verenigde Naties schatten het aantal dodelijke slachtoffers toen op ongeveer 1.400, van wie velen volgens rapporten door veiligheidsdiensten werden neergeschoten.
De demonstraties waren in juli 2024 begonnen als protest tegen een quotasysteem voor overheidsbanen — studenten eisten gelijke kansen — maar escaleerden later in brede verontwaardiging tegen Hasina’s bestuur, dat werd beschuldigd van corruptie, martelingen en verdwijningen. Ondanks het geweld gingen de protesten door; Hasina trad uiteindelijk af en vluchtte naar India. Die regering weigert haar uitlevering, terwijl in Bangladesh een interim-regering het land bestuurt in aanloop naar verkiezingen in februari. Hasina zat vijftien jaar aan de macht.
Hasina ontkent de aanklachten en bestempelt het proces als politiek gemotiveerd; eerder weigerde ze de rechtsmacht van de door haarzelf opgerichte rechtbank te erkennen. Mensenrechtenorganisaties, onder meer Human Rights Watch, bekritiseren dat de rechtbank niet voldoet aan internationale normen voor een eerlijk proces, iets wat de interim-regering ontkent en haar procedures verdedigt als transparant. In de aanloop naar het proces nam het politieke geweld in Dhaka toe, met meerdere bomexplosies.