Gemeenten toetsen zorgondernemers nauwelijks op criminaliteit
In dit artikel:
Zorgfraude vreet jaarlijks naar schatting ongeveer 10 miljard euro uit de Nederlandse schatkist, en steeds vaker proberen criminelen via zorgbedrijven geldstromen en vergunningen te misbruiken. De Wet Bibob geeft gemeenten sinds vijf jaar expliciet de mogelijkheid om zorgaanbieders te toetsen op criminele betrokkenheid, maar veel gemeenten maken daar nauwelijks gebruik van. Twente is een opvallende uitzondering: daar startten meerdere gemeenten een proeftuin met juridische begeleiding van advocaat Mousa Ichoh en een subsidie van 1,6 miljoen euro, in een regio waar de komende zes jaar 1,8 miljard aan zorginkoop speelt.
In Twente werden vorig jaar 587 potentiële zorgleveranciers gescreend; 28 bedrijven vielen af en de regio zegt daarmee circa 35 miljoen euro te hebben bespaard. De aanpak bestond uit een schriftelijke vragenronde, controle in politie- en bestuursgegevens over de afgelopen vijf jaar en onderzoek naar de achterliggende machts- en eigendomsverhoudingen — niet alleen naar bestuurders, maar ook naar aandeelhouders en onderaannemers. Het doel is te achterhalen wie feitelijk de touwtjes in handen heeft en of er risico’s zijn op witwassen, criminele financiering of andere fraude.
De urgentie is groot: politie, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en het Openbaar Ministerie signaleren al langere tijd dat mensen uit drug- en wapenhandel de zorgmarkt betreden. Het OM schat de jaarlijkse omvang van zorgfraude vergelijkbaar met die van de cocaïnehandel. Desondanks vraagt het Landelijk Bureau Bibob landelijk juist minder adviesaanvragen: van 336 in 2020 naar 223 vorig jaar, en die aanvragen komen vooral uit de horeca en bouw. In de zorg blijft gebruik van Bibob beperkt; volgens experts is er bij gemeenten vaak naïviteit, gebrek aan capaciteit of simpelweg onvoldoende lef om de wet in te zetten.
Juristen en betrokken wethouders wijzen op praktische en juridische drempels: inkoopprocedures voor zorg combineren Europees aanbestedingsrecht, bestuursrecht en civiel recht, waardoor zorgvuldig onderbouwde besluiten nodig zijn om juridische stappen door gewezen aanbieders te weerstaan. Ichoh noemt het “hardcore werk” en benadrukt dat gemeenten moeten kunnen aantonen waarom zij een aanbieder weigeren of een contract ontbinden. In Twente daagde geen van de 28 geweigerde partijen de gemeenten voor de rechter; volgens Ichoh hadden die partijen vaak een beladen verleden.
Criminelen hanteren ook trucs om onder toezicht uit te komen: ze schuiven stroman-bestuurders naar voren of verstoppen hun invloed via onderaannemers. Twente verplichtte daarom meldingen van onderaannemers en controleert wie uiteindelijk beslist binnen een organisatie. Er bestaat een landelijk register waarin gemeenten na een Bibob-onderzoek de mate van gevaar kunnen vastleggen en delen, maar dat register wordt nog te weinig geraadpleegd, aldus hoogleraar Albertjan Tollenaar.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten probeert gemeenten te stimuleren met informatie en handreikingen, maar de uitvoering verschilt sterk: sommige gemeenten hebben een eigen Bibob-team, anderen laten het bij een parttimer. Coördinerend Twents wethouder Eugène van Mierlo benadrukt dat het niet alleen gaat om financiële belangen maar om het beschermen van kwetsbare burgers tegen partijen die het systeem misbruiken. Ichoh waarschuwt wel dat het succes van Twente niet simpelweg te kopiëren is: de juiste kennis en juridische weerbaarheid zijn cruciaal.
Kortom: Bibob biedt gemeenten een instrument om criminaliteit in de zorg tegen te houden, Twente toont dat het werkt en besparingen kan opleveren, maar gebrek aan expertise, capaciteit en politieke durf houdt veel andere gemeenten terug — terwijl de noodzaak om kwetsbare cliënten en publieke middelen te beschermen groot blijft.