Garage Greentimer in Zuidoost zet elektrische motoren van gecrashte Tesla's in oude Volvo's
In dit artikel:
In Amsterdam-Zuidoost bouwt start-up Greentimer oude, ruime diesel-SUV’s om tot elektrische auto’s om zo een alternatief te bieden voor sloop of doorverkoop van vervuilende voertuigen. Oprichter Steef den Hertog (46) begon het bedrijf dit jaar vanuit een garage en ontwikkelde samen met Delftse partner EV-Europe een inbouwkit voor de Volvo XC90 — een model dat vanwege zijn degelijkheid en het grote aantal tweedehands diesels aantrekkelijk is voor retrofitten.
Techniek en aanpak: Greentimer plaatst elektromotoren uit total loss Tesla’s en gebruikt accu’s van voor autobeurzen ingezette Volkswagen-showmodellen. Het retrofitsysteem vervangt de verbrandingsmotor en integreert moderne bedieningselementen: de versnellingspook en radio verdwijnen voor een touchscreen, bekleding en accessoires zoals een achteruitrijcamera worden vernieuwd. Den Hertog zegt dat de ombouwauto’s zo technisch “als nieuw” zijn en opnieuw tientallen jaren mee kunnen.
Markt en motivatie: in steden als Amsterdam spelen milieuzones en praktische wensen een rol. Klanten melden zich omdat hun diesel de binnenstad niet meer in mag of omdat een sportieve Tesla geen zevenzit biedt; ondernemers profiteren bovendien van de fiscale youngtimerregeling voor auto’s van 15–25 jaar oud. Een voorbeeldklant is Eske Scavenius, die zijn aflopende leasecontract gebruikte om een 2008 Volvo XC90 met 370.000 km elektrisch te laten maken: hij waardeert de klassieke uitstraling en wilde impact maken met zijn consumptiekeuze.
Kosten en vergelijking: Greentimer kocht recent een afgedankte XC90 voor ongeveer €6.500; de ombouw kost rond €30.000 exclusief btw. Ter vergelijking kost een nieuwe elektrische Volvo EX90 al snel €90.000. Den Hertog benadrukt ook het milieuargument tegen nieuwe EV’s: de productie van een nieuwe elektrische auto kost naar schatting bijna twintig ton CO2 — volgens hem vergelijkbaar met vijf jaar rijden met een benzineauto — waardoor retrofitten sneller tot netto CO2-besparing leidt.
Schaalbaarheid en samenwerking: de eerste prototypes vroegen veel ontwikkeltijd: anderhalf jaar voor het ontwerp, de eerste ombouw duurde meer dan een half jaar, de tweede drie maanden. Greentimer standaardiseert het proces om het ombouwen op te schalen; ambitie is om de ombouwtijd terug te brengen tot ongeveer twee weken per auto. Voor uitvoering werkt het bedrijf met lokale garages Ellermeyer en Beelen Mobility. De vierde en vijfde omgebouwde Volvo’s worden nu klaargemaakt; na keuring door RDW kunnen ze in november rijden.
Sectorvisie en beperkingen: retrofitten heeft enthousiaste aanhangers maar blijft voorlopig nog een niche. Branchevereniging Rerva en Bovag zijn in gesprek met RDW om keuringen goedkoper te maken (nu ongeveer €1.000), wat de drempel kan verlagen. Ondernemers die groot materieel elektrificeren—zoals New Electric, dat bouwmachines omzet—prijzen de impact van grootschalige retrofitprojecten. Rerva-voorzitter Ruben Stern en andere retrofitters waarschuwen echter dat de volumes momenteel klein zijn: naar schatting zijn in Nederland nog maar enkele honderden personenauto’s omgebouwd en veel kopers geven de voorkeur aan nieuw of jonge tweedehands EV’s.
Toekomst: Greentimer kijkt voorzichtig naar andere youngtimer-modellen (Range Rover, BMW, Citroën) maar richt zich voorlopig op de XC90 om ervaring en schaalvoordeel op te bouwen. Den Hertog positioneert het retrofiten als een manier om geliefde, robuuste auto’s elektrisch én bruikbaar te houden in stedelijke milieuzones, met een extra klimaatwinst doordat de CO2-intensieve productie van nieuwe auto’s wordt vermeden.
Kort gezegd wil Greentimer met seriematig retrofitten een brug slaan tussen behoud van karakterauto’s en de transitie naar uitstootvrij rijden, terwijl het tegelijk economische en ecologische argumenten aandraagt om niet elke oude diesel direct te laten verdwijnen.