Gaat olie Suriname echt welvaart opleveren?
In dit artikel:
Bij de Staatsolie-raffinaderij in Tout Lui Faut, zo’n 20 km van Paramaribo, draait al sinds 1998 een bescheiden oliesector: dagelijks worden daar circa 15.000 vaten afkomstig van het vasteland verwerkt. De echte kentering lijkt te komen uit de reusachtige offshorevondsten van TotalEnergies (2019), waarvan verdere exploratie loopt en waarvan opbrengsten vanaf ongeveer 2028 worden verwacht. De voorlopig geschatte voorraden in Surinaanse wateren bedragen zo’n 800 miljoen vaten, wat de staatsinkomsten tot 2050 volgens schattingen 16–26 miljard dollar kan opleveren — en mogelijk is dat nog maar het begin.
De vondsten roepen hoop maar ook argwaan op. Surinamers herinneren zich dat de rijke natuurlijke hulpbronnen van het land (bauxiet, hout, goud, zoet water) nauwelijks hebben bijgedragen aan brede welvaart; winsten kwamen vaak terecht bij buitenlandse bedrijven en een kleine politieke elite. Veel burgers vrezen dat de oliedollars dezelfde route zullen volgen. Ter vergelijking: buurland Guyana heeft met ongeveer 11 miljard vaten al een enorme buitenlandse investeringsstroom en snelle economische groei op gang gebracht, wat in Suriname jaloerse verwachtingen voedt.
Politieke beloftes zijn talrijk maar concrete wetgeving ontbreekt. Voormalig president Chandrikapersad Santokhi kondigde vlak voor zijn aftreden een uitkeringsfonds aan, maar dat plan kamptte met juridische en financiële tekortkomingen en is voorlopig opgeschort. Huidig staatshoofd Jennifer Geerlings-Simons stelt dat de olie de economie moet aanjagen en opbrengsten naar zorg, onderwijs en huisvesting moeten vloeien. Haar uitspraak — “De olie gaat alles in het land beter maken” — wordt echter met scepsis ontvangen, gezien het historische gebrek aan vertrouwen.
Ondertussen neemt het bedrijfsleven het voortouw met bijeenkomsten en strategische gesprekken; de overheid manifesteert zich vooral met vage intenties. Rudolf Elias, recent benoemd tot president-commissaris van Staatsolie en voormalig directeur, waarschuwt fel: zonder een uitgewerkte nationale visie en doorrekening van prioriteiten wordt het merendeel van de bevolking armer. Zijn kernpunt: brede maatschappelijke discussie en solide wettelijke kaders (zoals een transparant staatsfonds, regels voor lokale participatie en anti-corruptie-maatregelen) zijn urgent om het risico van de ‘resource curse’ te vermijden.
Kortom: Suriname staat aan de vooravond van potentieel grote staatsinkomsten, maar of die baten breed gedeeld worden hangt af van politieke keuzes, wetgeving en maatschappelijke druk — en die zijn tot nu toe onvoldoende uitgekristalliseerd.