Fotograaf Sakir Khader: 'The New York Times? Ik wil niks meer met dat soort kranten te maken hebben'
In dit artikel:
De Palestijns-Nederlandse documentairefotograaf en filmmaker Sakir Khader (34) is een van de zes genomineerden voor de Amsterdamprijs voor de Kunst 2025. Hij is voorgedragen in de categorie Werk van het Jaar voor zijn eerste solotentoonstelling Yawm al‑Firak (Dag van het afscheid), die eerder dit jaar in Foam in Amsterdam te zien was. In die presentatie verweeft Khader foto’s, film en teksten rond afscheid en rouw in situaties van bezetting, oorlog en ontheemding: portretten van zeven Palestijnse jongemannen die door geweld zijn omgekomen en de moeders die hen verloren, een thematiek die de jury een nieuwe standaard voor documentairefotografie noemt.
Khader zegt dat hij nu vrij is om “het werk dat ik wíl maken” te maken, nadat hij eerder nog voor de financiële zekerheid bij een supermarkt werkte en journalistiekopdrachten aannam. Hij won vorig jaar de Zilveren Camera, maar geeft aan niet meer te willen meedingen naar bepaalde prijzen en zich niet te willen verbinden aan grote westerse media als The New York Times of Time — die hij structureel bevooroordeeld noemt in verslaggeving over Palestina. Ook reflecteert hij kritisch op zijn eigen eerdere optredens: zijn terugkijken van het Zomergasten-interview met Joris Luyendijk leidde tot de conclusie dat hij destijds te veel energie besteedde aan het pareren van onjuiste beweringen.
Naast fotografie werkt Khader aan een filmproject waarin hij jarenlang Syrische rebellen volgde; het verhaal zoomt in op mannen die tijdens oorlogsjaren werden gevormd en bij vrede diep gebroken blijken te zijn. Hij spreekt over de lange nasleep van conflict: littekens en rouw die pas zichtbaar worden als het wapengekletter stopt.
Praktisch: Khader is geboren in Vlaardingen, begon zijn carrière bij de Volkskrant, woont in Haarlem en is veel onderweg. Van het prijzengeld van de Amsterdamprijs (€35.000) zegt hij dat hij er een deel in schapen wil steken en zelf een nieuw boek wil uitgeven — bewust buiten traditionele kunstfondsen en hun bureaucratie om. Hij merkt ironisch op dat subsidiebeoordelaars hem eerder als journalist bestempelden, terwijl hij nu als kunstenaar voor de Amsterdamprijs is genomineerd.
Zijn houding tegenover instituties en zijn keuze voor autonomie vormen een rode draad: hij wil artistieke onafhankelijkheid, kritisch afstand nemen van gevestigde media en eigenzinnige projecten maken die persoonlijke en geopolitieke verhalen samenbrengen.