Fotograaf Sake Elzinga uit Assen is zelf het onderwerp in een nieuwe documentaire. 'Ik vind nog steeds alles mooi'
In dit artikel:
Fotograaf Sake Elzinga (66) uit Assen staat centraal in de nieuwe documentaire Het oog van de tijd, die zondag bij RTV Drenthe te zien is. Na meer dan vijftig jaar documentairefotografie heeft Elzinga een omvangrijk oeuvre en een bijna museumwaardige verzameling thuis: ongeveer 300 camera’s, zo’n 1.600 fotoboeken, een donkere kamer en een moderne studio. Hij begon in de jaren ’70 en werkte vanaf 1979 voor het Noord-Nederlands fotopersbureau; sinds 1987 was hij vaste fotocorrespondent voor NRC Handelsblad. Zijn werk leverde meerdere nationale en internationale prijzen op, waaronder een tweede prijs bij de World Press Photo (1990) en meerdere Zilveren Camera’s.
De documentaire van Marjanne Teunissen plaatst Elzinga voor het eerst langdurig aan de andere kant van de camera. Gedurende het programma worden belangrijke Drentse locaties gefilmd waar hij vaak werkte, zoals Assen, Beilen en Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Wat hem uiteindelijk over de streep trok was het idee dat hij meer is dan beeldmaker: hij ziet zichzelf als een ‘visueel geschiedschrijver’ die leegtes in het collectief geheugen kan opvullen door consequent te documenteren.
Elzinga vertelt in het interview over vroeg werk en anekdotes die zijn loopbaan kleur geven: als 15‑jarige maakte hij in Berlijn stiekem foto’s bij een grensovergang; in 1975 sloop hij naar de plek van de treinkaping bij Wijster en slaagde erin beeldmateriaal te maken en te ontwikkelen in de lokale doka. Bij het vergroten van die treinfoto ontdekte hij later dat zijn vader op een spoordienstpost te zien was — een onverwachte familielink die hem raakt. Hij noemt ook reizen naar Khan Yunis (Gazastrook), Tsjernobyl (1996) en Namibië (1989), waarbij hij soms gevaar liep, maar benadrukt dat zulke avonturen hem niet meer primair drijven.
Elzinga maakt onderscheid tussen vluchtige snapshots en serieuze fotografie. Hij vreest dat de overvloed aan snelle, ongedocumenteerde beelden het historisch geheugen uitholt: er ontbreken nu vaak systematische stadsfotografen en archiveringspraktijken, waardoor toekomstige generaties geen zorgvuldige beeldregistratie van veranderende plekken zullen hebben. Die zorg verklaart mede waarom hij instemde met de documentaire en waarom hij in het verleden tienduizenden foto’s aan het Drents Archief schonk na een zware periode van verlies (2017–2018). Het digitaliseren van zijn werk en het uitgeven van het boek De zilvermijnen van Drenthe hielpen hem weer grip te krijgen op het leven.
Persoonlijk werk dat hem trots maakt zijn onder meer de World Press‑foto van hoogspringer Andreas Siegl (1990, tweede prijs), die steeds iconischer wordt, en een intieme kleurrijke straatfoto uit New York die in zijn studio hangt. Drenthe blijft hem inspireren — het hunebed D15 bij Loon noemt hij zijn muze — en hij wil blijven kijken en vastleggen. Toekomstplannen omvatten landschapsprojecten, een 24‑uur fotodocument over Drenthe en het vastleggen van lokale tradities die mogelijk voor het laatst zichtbaar zijn.
Kerngegevens: geboren 28 november 1959 in Groningen, woont in Assen, heeft een 22‑jarige dochter. Zijn loopbaan omvat diverse prijzen en een lange staat van dienst als fotojournalist en documentairemaker.