Fire Island, feesteiland voor queer Amerika, bereidt zich voor op een ijzige winter
In dit artikel:
Al bijna een eeuw is Fire Island, een smalle 50 kilometer lange duinstrook ten zuiden van New York, een toevluchtsoord waar queer Amerikanen vrijuit konden leven, feesten en zichzelf uitdrukken. Dat veilige klimaat voelt sinds de aantreden van president Trump onder druk staan: bewoners en terugkerende vakantiegangers maken zich zorgen over beleidswijzigingen en een maatschappelijk klimaat dat hun rechten lijkt terug te draaien.
Op het autovrije deel rond Cherry Grove en The Pines spelen zich zomertradities af — dragshows, schoonheidswedstrijden, strandfeesten en intieme ontmoetingen in de Meatrack — maar de gesprekken op terrassen en in huisjes zijn recent meer over politiek dan over plezier. Transvrouw La’Cene Williams zegt dat ze Fire Island eerst nog als een veilige plek herkende, maar dat die gevoel van veiligheid afneemt nu de overheid lhbti-rechten beknot. Anderen, zoals de 93-jarige dragpionier Robert Levine en performer Seth Sikes, delen die angst; Sikes noemt expliciet de vrees voor het inzetten van de Nationale Garde tegen protesten of gemeenschappen als Fire Island.
Die angst wordt gevoed door concrete stappen van de federale regering en van staten: de letter ‘T’ is geschrapt uit officiële lgbt-communicatie, duizenden wetsvoorstellen die lhbti-rechten beperken circuleren door staatsparlementen, negen staten hebben pogingen lopen om het homohuwelijk terug te draaien, en een presidentieel decreet geeft voorrang aan adoptiebureaus met religieuze bezwaren — wat het voor homostellen lastiger kan maken om kinderen te adopteren. Daarnaast zijn er bezuinigingen en stopzettingen op diversiteitsprogramma’s, hiv-onderzoek en aids-initiatieven; zelfs een speciaal zelfmoordpreventienummer voor lhbt’ers werd opgeheven. In sommige staten verdwijnen regenboogsymbolen uit scholen en overheidsgebouwen, en het ministerie van Defensie wil een marineschip niet langer vernoemen naar Harvey Milk.
Voor veel eilandbewoners herleven daardoor oude angsten, van tijden waarin lhbt’ers een dubbel leven leidden tot de rauwe periode van de aidscrisis. Verwijzingen naar de Stonewall-opstand van 1969 worden gebruikt om te benadrukken dat rechten niet vanzelfsprekend blijven. Tegelijkertijd is er verontwaardiging over de stijl van regeren: waar Trump in het verleden soms meer gematigde uitspraken deed en homoseksuelen welkom heette in zijn resort Mar-a-Lago, zien critici nu een koerswijziging waarin hij zich laat omringen door conservatieven en rechters die verworvenheden kunnen ondermijnen. Project 2025, een conservatief beleidsdocument dat pleit voor het versterken van een traditioneel kerngezin, wordt in het verhaal genoemd als ideologische drijfveer achter sommige beleidskeuzes.
Ondanks de onrust zetten velen op Fire Island hun culturele praktijken voort en benadrukken ze veerkracht: het eiland blijft een artistieke en sociale vrijplaats waar men creatief is en gemeenschap zoekt. Tegelijkertijd waarschuwen activisten en bewoners dat politieke retoriek en beleidsmaatregelen geleidelijk voor meer uitsluiting kunnen zorgen — niet alleen juridisch, maar ook door een normalisering van vijandigheid die in de maatschappij doordringt.
Kortom: Fire Island is zowel baken van queercultuur als barometer voor bredere angsten binnen de Amerikaanse lhbti-gemeenschap; de combinatie van bestuurlijke ingrepen, rechterlijke benoemingen en veranderende politieke toon zet de fragiele balans tussen vrijheid en kwetsbaarheid opnieuw op scherp.