Filosofietjes
In dit artikel:
Aan de helderblauwe Kolpa, de rivier die Slovenië en Kroatië scheidt, huurde een gezin aan Sloveense kant een huisje en bracht de dagen door op SUP-boards tussen vissen en waterslangen, met uitstapjes naar de Kroatische oever. Ze genoten van simpele genoegens: verse forel bij het buurtrestaurant, kinderen die in een appelboomgaard speelden en een gevoel dat het leven hier teruggeworpen was op overzichtelijke, bijna nostalgische standaarden—een soort 1990s-gevoel van tevredenheid.
Die rust werd één dag ruw verstoord door een felgekleurd toerengezin in een rubberboot dat ter hoogte van hun huisje stopte. De vader pakte een aalscholver vast, schudde de vogel en hield hem onder water terwijl zijn gezinsleden grinnikten — een gewelddadig tafereel dat de vertellers diep schokte en de gesprekken die avond deed verschuiven richting de Balkanoorlog, PTSS en hoe wreedheid in een regio kan doorwerken in nalatenschappen van trauma. Als reizigers probeerden ze die complexiteit lauw te bespreken, deels om de vakantiebalans te bewaren.
Op de laatste avond viel een andere, zachtere ervaring op: een oudere Sloveense man in het restaurant stond op en groette het gezelschap, een gebaar van waardering dat het gezin raakte. Op de terugreis staken ze een tussenstop in Bad Gastein in Oostenrijk in, genoten van Schubert vanaf een hotelbalkon en voelden zich even sterk verbonden met een bredere Europese cultuur—een gedeelde esthetiek en historie die troost en trots kan geven.
De ontmoeting met de oudere man op een terras, zijn godslijke erkenning van het gezinsleven en hun eigen reflecties op veiligheid, opoffering en onschuld, maakten het laatste hoofdstuk van de reis intiem en melancholisch. Het geheel leest als een korte verkenning van hoe vakantie-alledaagsheid en kleine aanspreekpunten—van een laffe wreedheid tot een simpele groet—haast onvermijdelijk grotere vragen oproepen over herinnering, identiteit en wat het betekent om gast te zijn in een plek die zowel sereen als beladen is.