FIFA-baas Gianni Infantino ouderhoudt een macabere bromance met Trump. Waar zijn de twee mee bezig?
In dit artikel:
De vriendschap tussen FIFA-voorzitter Gianni Infantino en de Amerikaanse president Donald Trump verandert het WK 2026 volgens critici in een machtsbal en een commercieel festijn, met mogelijk vergaande consequenties voor mensenrechten. Het toernooi, van 11 juni tot 19 juli 2026, staat formeel in Mexico, Canada en de VS, maar de VS is dominant met elf speelsteden. Trump heeft zichzelf tot voorzitter van een World Cup Task Force gemaakt en zo grote invloed op de organisatie naar zich toegetrokken; Infantino bezocht hem sinds januari tientallen malen en verscheen bij meerdere publieke gelegenheden aan Trumps zijde.
De relatie wordt door waarnemers gezien als transactioneel: Infantino levert politieke steun en een glansrol op het wereldtoneel, Trump biedt macht, zichtbaarheid en vrijheid om het toernooi rond zijn voorwaarden te laten draaien. Infantino, die Sepp Blatter in 2016 opvolgde, bouwde sindsdien een sterke positie binnen FIFA uit: transparantieclaims zijn volgens critici naar de achtergrond verdwenen, de ethische commissie werd afgeschaft en interne controlemechanismen verzwakten. Hij onderhoudt nauwe banden met autoritaire leiders — Poetin, Qatarese elite en Mohammed bin Salman — en past regelmatig spelregels en statuten zo aan dat ze in zijn of bondgenoten’ voordeel uitpakken (zoals het toekennen van het WK 2034 aan Saoedi-Arabië).
Economisch staat veel op het spel: de uitsplitsing naar 48 landen en 104 duels moet de opbrengsten flink omhoog brengen — naar schatting 2–3 miljard dollar extra ten opzichte van voorgaande toernooien — en Infantino streeft daarmee naar een hoger FIFA-budget (van 4→7 miljard in 2019–2023, met ambitie naar 11 miljard voor 2023–2027). Daarmee koopt hij steun bij veel voetbalbonden via grotere jaarlijkse uitkeringen en ontwikkelingsprogramma’s; dit moet hem gegarandeerde herverkiezing in 2027 en verlenging van zijn macht opleveren. Kritici spreken van een systeem waarin de pretenties van sportneutraliteit worden ingeleverd voor persoonlijke en institutionele winst.
De politieke en mensenrechtelijke spanningen zijn concreet. Amnesty International waarschuwt voor ernstige schendingen in de VS, zoals willekeurige detentie en gedwongen verdwijningen, en vreest dat immigratiedienst ICE tijdens het WK (net als eerder bij het WK voor Clubs) acties zal uitvoeren rond stadionlocaties — iets wat migranten en seizoensarbeiders in onzekerheid en gevaar brengt. Amnesty-directeur Dagmar Oudshoorn zegt zich ernstig zorgen te maken over deze praktijken. Daarnaast boycotten sommige landen de loting (Iran en Haïti waren volgens de berichtgeving niet volledig welkom vanwege visa-issues), wat botst met FIFA-statuten en de ooit geproclameerde inclusiviteitsretoriek.
Opvallend en omstreden is de door Infantino geïnitieerde ‘FIFA Peace Prize’, een prijs waarvoor hij zelf de criteria en procedure niet helder maakte en die openlijk als bedoeld lijkt voor Trump, kort nadat hij publiek had verklaard dat Trump een Nobelprijs waard zou zijn. De prijs — en de keuze van het lotingspodium in Trumps Kennedy Centre, waar culturele programmering van ‘woke’-initiatieven wordt tegengehouden — symboliseren voor critici hoe sport en politieke theater steeds verder versmelten.
Tegelijkertijd groeit intern verzet: Palestijnse clubs en mensenrechtenorganisaties dienden bij het Internationaal Strafhof een klacht in tegen Infantino en UEFA-voorzitter Ceferin wegens vermeende medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden; de kans op succes wordt laag geacht, maar de klacht onderstreept politieke onvrede over FIFA’s handelen rond Palestina. Journalistieke toegang en controle op Infantino zijn afgenomen, persconferenties zijn zeldzaam en besluitvorming lijkt geconcentreerd rond een kleine kring die zijn koers bevestigt.
Kortom: waar de Wereldbeker traditioneel kon dienen als verbindend sportevenement, vrezen tegenstanders dat WK 2026 door de nauwe band tussen Trump en Infantino uitgroeit tot een podium voor zelfverheerlijking, geopolitieke positionering en financiële expansie — ten koste van de eerder beloofde governance, transparantie en de rechten van kwetsbare groepen. De vraag welke stemmen binnen voetbal, media en politiek deze ontwikkeling nog tegengas kunnen geven blijft open.