Feynman en/of Feiten - Voor wie is ons strafrecht?
In dit artikel:
Een tienjarig pleegmeisje is jarenlang systematisch mishandeld, uitgehongerd en uitgedroogd; ze woog nog 19 kilogram terwijl ruim 30 kilo normaal is. Het geweld leidde tot ernstig, onherstelbaar hersenletsel: ze raakte in coma en zal hooguit het denkniveau van een peuter bereiken. Haar school signaleerde verwondingen, waarna ze niet meer welkom was; vervolgens zou het kind naakt geketend in een kooi zijn opgesloten. Veel verwondingen, waaronder bot- en rugbreuken, bleven in de rechtszaak ongedetailleerd qua tijdstip en oorzaak, waardoor het Openbaar Ministerie volgens de auteur in bewijsnood kwam en de rechtbank de gebeurtenissen deels als (onwaarschijnlijke) ongelukjes interpreteerde.
De rechters legden de pleegouders geen beroepsverbod op en vonden het niet noodzakelijk hen verplicht te laten behandelen voor mogelijk ernstige psychopathologie. Dat oordeel wordt door de commentator fel bekritiseerd: inspectierapporten zouden juist vernietigende tekortkomingen in de jeugdzorg laten zien en eerdere signalen — twee eerdere pleegkinderen waren al uit huis geplaatst wegens excessen — werden genegeerd. De auteur waarschuwt dat deze beslissing de samenleving in gevaar brengt omdat de pleegouders na hun detentie over enkele jaren als onbehandelde daders kunnen terugkeren.
Het stuk pleit voor een paradigmaverschuiving in strafrecht en jeugdbescherming, van focus op de rechten van verdachten naar prioriteit voor slachtoffers en de bredere samenleving. Concrete beleidsvoorstellen zijn onder meer: contact- en locatieverboden altijd koppelen aan een enkelband om handhaving mogelijk te maken; bij zwaar geweld videobeelden direct en internationaal delen om daders snel te kunnen identificeren; daders’ privacy ondergeschikt maken aan het recht van potentiële slachtoffers op bescherming; en economische afwegingen maken tussen langdurige detentie van daders en de kosten van permanente particuliere beveiliging van mogelijke slachtoffers.
Daarnaast wordt gewezen op bredere maatschappelijke trends — zoals toename van eergeweld, besnijdenis, zuuraanvallen en kindhuwelijken — die volgens de auteur extra druk leggen op strafrecht en jeugdzorg. Ook bestaan zorgen over de toegang tot advocaat en vertrouwelijke communicatie in zware zaken. De slotvraag van het betoog luidt of het Nederlandse strafrecht deze zware beproevingen zal doorstaan, gegeven de geconstateerde institutionele tekortkomingen en de oproep tot veel ingrijpendere preventieve maatregelen.