Familie vermiste Syriërs: 'Wij hebben het recht om het lot van onze geliefden te kennen'
In dit artikel:
Drie vrouwen kloppen aan bij een klein kantoortje in Yarmouk, het vrijwel verwoeste Palestijnse vluchtelingenkamp in Damascus. Ze zoeken contact met een pas opgerichte wijkraad in de hoop iets te horen over hun verdwenen familieleden: Iman Salehs man verdween in 2011, Ghada Sinans zoon in 2013 en Wafa Ahmed Salehs zoon in 2014. Hun verhaal staat model voor duizenden Syrische families die al jaren in onzekerheid leven over het lot van echtgenoten, kinderen en broers.
De verdwijningen in Syrië zijn geen nieuw fenomeen; gedwongen verdwijning werd al toegepast onder Hafez al‑Assad en explodeerde na het uitbreken van de opstand in 2011. Naar schatting verdwenen tussen de 100.000 en 200.000 mensen; het Syrische Netwerk voor de Mensenrechten komt op circa 177.000 vermisten. Uit Yarmouk alleen al rapporteert wijkraadslid Batir Tamim ongeveer zevenduizend vermisten, waarvan slechts 65 terugkeerden na de val van het regime.
De val van Bashar al‑Assad in december 2024 — gevolgd door de machtsovername van rebellen van Hay’at Tahrir al‑Sham (HTS) en de installatie van een overgangsregering onder Ahmed al‑Sharaa — bracht aanvankelijk hoop. Tienduizenden mensen trokken naar martelgevangenissen die waren opengesteld om te zoeken naar achtergebleven gevangenen en om bewijs veilig te stellen. Voor veel families bleef de verwachting echter onbeantwoord; veel namen bleven onvindbaar en bewijsmateriaal raakte versnipperd of verdween.
Een van de beruchte plekken is Saydnaya, een gevangenis waarvan voormalige gevangenen en rapporten spreken als een plaats van systematische marteling en massa-executies. Diab Serriya, medeoprichter van de Vereniging voor Gedetineerden en Vermisten van Saydnaya, werkte jarenlang vanuit het buitenland aan documentatie over de gevangenschap en keerde recent terug naar Damascus. Hij verwijst onder meer naar een Amnesty‑rapport dat tussen september 2011 en december 2015 mogelijk duizenden executies in Saydnaya registreert. Serriya waarschuwt dat veel cruciale bewijzen al tijdens de chaotische dagen na de machtswisseling zijn verspreid of verdwenen, en dat ook geruchten en onjuiste informatie onderzoek belemmeren.
Formele initiatieven zijn opgericht — in mei zette de overgangsregering een Nationale Commissie voor de Vermisten op en de Verenigde Naties hebben de Independent Institution on Missing Persons in Syria (IIMP) ingesteld — maar families en onderzoeksgroepen noemen tekort aan middelen, politieke wil en onafhankelijkheid als grote struikelblokken. Hoewel het regime van Assad verantwoordelijk is voor het merendeel van de verdwijningen, erkent men dat ook gewapende oppositiegroepen en extremistische organisaties zoals IS, HTS en het Syrische Nationale Leger vermoedelijk duizenden mensen hebben doen verdwijnen. Bovendien zijn er sinds december 2024 op verschillende plaatsen massagraven gedocumenteerd; forensisch onderzoek is dringend maar duur en wordt voorlopig niet prioritair geacht in een land met een ingestorte economie en aanhoudend geweld.
Voor vrijgelaten gevangenen en families is er weinig structurele steun of compensatie. Overlevenden zoals Muhammed Isa Rashdan en zijn vader, die jarenlang zijn geketend aan gevangenschap en marteling, zijn aangewezen op familiehulp en netwerken. Het ontbreken van een serieus proces voor overgangsjustitie voedt gevoelens van onrecht en onvoltooide rouw onder voormalige gevangenen en nabestaanden.
Tegelijk ontstaan er lokale en symbolische initiatieven om herinnering en collectief rouwen mogelijk te maken. Projecten als Truth Tents bieden ruimte voor families om ervaringen en eisen rondom waarheidsvinding te delen. Hadaiq al‑Tin (Vijgentuinen) plant vijgenbomen ter nagedachtenis aan vermisten; bij elke boom staat een bordje met naam en via QR‑codes kunnen bezoekers het verhaal achter een verdwijning lezen. Initiatiefnemers zeggen dat zulke tuinen dienen als levende graven — plekken om te bidden, herinneren en druk te blijven zetten op gerechtigheid.
Samengevat: de val van Assad opende deuren naar gevangenissen en gaf tijdelijk nieuwe hoop, maar voor tienduizenden Syrische familieleden blijft de grootste vraag onbeantwoord: wat is er met onze geliefden gebeurd? Juridisch en forensisch onderzoek, voldoende middelen en een onafhankelijke aanpak van transitional justice zijn nog ongerealiseerd, terwijl lokale actoren en families op kleine schaal proberen herinnering en verantwoording levend te houden.