Factsheet RPE
In dit artikel:
Trainers en sporters gebruiken de subjectieve belasting (RPE) om de interne respons op training te volgen. Trainingsbelasting bestaat uit externe prikkels (afstand, herhalingen, wattage) en de interne reactie daarop (fysiologisch/psychologisch). RPE meet die subjectieve interne belasting en is eenvoudig, goedkoop en inzetbaar bij uiteenlopende inspanningen zoals kracht- en duurtraining.
Er zijn verschillende RPE-schalen. De klassieke Borg-schaal loopt van 6–20 en werd ontworpen om een relatie met hartslag te benaderen. Voor sporttoepassingen is de Foster-variant (0–10) gebruiksvriendelijker: 0 = geen inspanning, 10 = maximale inspanning. De Foster-schaal wordt vaak gebruikt in de sessie-RPE (sRPE)-methode, waarbij de RPE-score wordt vermenigvuldigd met de trainingsduur in minuten om een maat voor de totale interne belasting te krijgen (bijv. RPE 7 × 60 min = 420 sRPE).
Door sRPE dagelijks bij te houden ontstaan tijdreeksen waarmee monotonie (weinig variatie) en stress (veel hoge belasting) berekend kunnen worden. Hoge monotonie is in sommige studies gekoppeld aan een grotere kans op ziekte en blessures, al is het bewijs niet eenduidig. Daarom bestaan er geen universele grenswaarden; het is belangrijk individuele patronen te volgen en langere periodes te monitoren om verbanden met ziekte, blessures of prestatie terug te zien.
Praktische aanbevelingen: gebruik altijd dezelfde schaal, geef atleten instructie en oefening in het scoren, registreer RPE op een vast moment na de sessie en noteer ook de duur om sRPE te berekenen. Combineer subjectieve met objectieve metingen (hartslag, externe load) voor vollediger inzicht. Wanneer RPE-systematisch afwijkt van geplande belasting of er opeenstapeling van hoge sRPE/monotonie ontstaat, is bijsturen van training zinvol.
RPE is daarmee een laagdrempelig maar waardevol instrument binnen een structureel monitoringsysteem om belasting zichtbaar te maken en mogelijk bij te dragen aan het voorkomen van overbelasting.