Factsheet lactaat

woensdag, 3 september 2025 (14:16) - TopSport Topics

In dit artikel:

Lactaat is geen afvalproduct maar een belangrijke metabole tussenstof die tijdens inspanning zowel als energiebron als buffer fungeert. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat lactaat zelf niet de oorzaak is van spierverzuring of directe vermoeidheid; die rol komt grotendeels toe aan vrijgekomen waterstofionen (H+) uit de glycolyse. Lactaat helpt juist de pH in cellen te stabiliseren en kan via het bloed naar andere weefsels (zoals het hart en type I-spiervezels) worden getransporteerd en daar als brandstof gebruikt.

Bij oplopende inspanningsintensiteit ontstaat eerst een punt waarop de lactaatproductie groter wordt dan het gebruik ervan door andere weefsels, wat leidt tot een meetbare stijging van bloedlactaat: de eerste lactaatdrempel. Bij nog hogere intensiteiten neemt de concentratie verder toe zodra de opnamecapaciteit van andere weefsels onvoldoende is; dit wordt de tweede lactaatdrempel genoemd. Deze drempels zijn niet altijd scherp afgebakend en kunnen geleidelijk verlopen, waardoor nauwkeurige meetmethoden nodig zijn om ze betrouwbaar vast te stellen.

Voor sporters en trainers zijn lactaatmetingen praktisch inzetbaar om inspanningsintensiteit te bepalen en trainingen te sturen. Met draagbare meters kan bloedlactaat eenvoudig via een vinger- of oorprik worden gemeten. Praktische richtlijnen: inspanningen onder de eerste drempel zijn urenlang vol te houden met weinig vermoeidheid; tussen de eerste en tweede drempel kunnen goed getrainde duursporters vaak tot circa een uur presteren; net boven de tweede drempel is uitsparen doorgaans nog zo’n 30 minuten mogelijk. Omdat absolute lactaatwaarden per meter sterk verschillen, is het aan te raden voor elke sporter een individuele inspanningstest te doen en altijd dezelfde, nauwkeurige meter en methodiek te gebruiken. Vergelijkingen tussen verschillende meters zijn niet betrouwbaar.

Nieuwere technieken meten lactaat continu in zweet. Dat biedt het voordeel van continue monitoring, maar kent praktische beperkingen: voldoende zweten is vereist (lastig bij vroege testfasen of bij sommige atleten), de meetnauwkeurigheid en kostprijs variëren per fabrikant en de bruikbaarheid staat nog ter discussie. Daardoor zijn zweetmeters voorlopig geen volledige vervanging van bloedmetingen.

Kortom: lactaat is nuttig en informatief als marker voor inspanningsintensiteit en metabole status, maar onderhoudt ten onrechte het imago van boosdoener voor verzuring. Juist vanwege zijn rol als brandstof en buffer is het meten van lactaat zinvol voor trainingsbegeleiding — mits voorafgaand individuele drempelbepaling en met consistente, valide meetapparatuur.