Expert fileert pensioenjubel: 'Verhoging van 20 procent is een luchtspiegeling'
In dit artikel:
PFZW-directeur John Landman kondigde onlangs aan dat werknemers in vooral de zorg, bouw en metaal dankzij het nieuwe pensioenstelsel 10 tot 20 procent meer pensioen kunnen verwachten. Die boodschap — breed opgepikt na een bericht in het Algemeen Dagblad — baseert zich op het feit dat fondsen door de Wet toekomst pensioenen (WTP) minder buffers hoeven aan te houden; PFZW heeft momenteel een dekkingsgraad van circa 120 procent (voor iedere uitkerings-euro is er 1,20 euro vermogen).
Economisch journalist Martin Visser waarschuwt echter dat die cijfers te rooskleurig zijn. Volgens hem gaat het om boekhoudkundige winst: veranderingen in rekenregels maken ruimte vrij op papier, maar er is geen sprake van extra rendement of een daadwerkelijk groter pensioenvermogen. Wat vroeger als reserve bestond, wordt onder het nieuwe stelsel vaker een toekomstige belofte. Visser noemt de huidige verhogingen dan ook vooral politiek bruikbaar om draagvlak voor het stelsel te creëren, niet een structurele verbetering van ieders aanspraken.
Een ander belangrijk punt van Visser is dat het nieuwe systeem meer schommelingen kan brengen. Pensioenen worden gevoeliger voor beursbewegingen; de risico’s verschuiven van het collectief naar de individuele deelnemer. Dat betekent dat wie nu juicht om een tijdelijke plus van bijvoorbeeld 10 procent, later ook een vergelijkbare min kan meemaken als de markten tegenzitten. De ‘koek’ aan pensioenvermogen wordt volgens hem niet groter — alleen anders verdeeld.
Kort samengevat: de aangekondigde pensioenstijgingen berusten voor een groot deel op veranderde boekhoudregels en minder verplichte buffers, niet op extra winst. Dat kan op korte termijn hogere uitkeringen mogelijk maken, maar verhoogt tegelijkertijd de kans op toekomstige schommelingen en onzekerheid voor deelnemers.