Executies, verkrachtingen en hongersnood in Soedan: 'RSF-soldaten hebben er een oorlog tegen de bevolking van gemaakt'

vrijdag, 7 november 2025 (13:49) - NRC Handelsblad

In dit artikel:

Een video van RSF-strijders die met een truck door het zand rond Al Fashar rijden en filmen langs lijken, wekte bij hulpverlener Arjan Hehenkamp herinneringen aan de Darfur-oorlog van begin deze eeuw — door het Internationaal Strafhof bestempeld als genocide. Hehenkamp, voormalig directeur van Artsen zonder Grenzen en nu actief voor het International Rescue Committee in Tawila, waarschuwt dat de recente gebeurtenissen sterk lijken op die eerdere gewelduitspraken.

Sinds de val van Al Fashar is de stad een massale bron van ontheemding geworden; zo’n half miljoen mensen zocht bescherming, veelal in Tawila. De situatie is mensonterend: tekorten aan voedsel, water en zeep, een cholera-epidemie en duizenden zwaar ondervoede en getraumatiseerde kinderen. Hulporganisaties worden gedwarsboomd door een communicatieblack-out, maar ooggetuigen en hulpverleners melden systematisch geweld, verkrachtingen en afpersing.

De strijd rond Al Fashar speelt in het bredere conflict tussen de paramilitaire Rapid Support Forces (RSF) en het regeringsleger, maar heeft in Darfur een uitgesproken etnische dimensie. Hehenkamp zegt dat de RSF mensen identificeert op basis van afkomst en met name niet-Arabische groepen als Zaghawa, Fur en Massalit als medestanders van de regering ziet. „De RSF heeft er een oorlog tegen de bevolking van gemaakt,” stelt hij. Dat discriminationele optreden doet denken aan de Janjaweed-campagnes onder president Bashir, toen naar schatting kwart miljoen inwoners van Darfur omkwamen.

Bij de verovering van Al Fashar zouden RSF-strijders een bloedbad hebben aangericht, onder meer in een ziekenhuis waar tientallen tot mogelijk honderden patiënten werden geëxecuteerd. Overlevenden beschrijven grootschalige executies langs vluchtwegen, gijzeling voor losgeld en vluchtwegen die zijn afgesloten. Het Yale Humanitarian Research Lab concludeerde uit satellietbeelden dat de RSF hoofdvluchtwegen blokkeerde en meerdere massagraven aanlegde. Hulpverleners melden ook veel meldingen van seksueel geweld; getuigenissen spreken over wegen „bedekt met lichamen” en families die ontwricht achterblijven.

De blokkade van Al Fashar en het systematisch ontzeggen van hulp onderstrepen een moreel en operationeel dilemma voor humanitaire organisaties: hoe bereik je slachtoffers zonder samenwerking met daders te normaliseren? Hehenkamp benadrukt dat het niet om samenwerking met de RSF gaat, maar om het creëren van condities om levenreddende hulp te bieden. Dat brengt spanningen met zich mee, vooral omdat Soedanese collega’s familieleden hebben verloren bij de slachtpartijen. Hij verwacht dat hulporganisaties op termijn weer toegang kunnen krijgen, maar vreest dat dat pas mogelijk is nadat sporen van de misdaden deels zijn uitgewist.

Kortom: de val van Al Fashar laat een humanitaire catastrofe zien die veel kenmerken deelt met de eerdere Darfur-genocide — etnische vervolging, massamoord, massagraven en een verontrustend vraagstuk over hoe hulpverlening moet opereren onder gezag van betrokken strijdende partijen.