Er waait een oude wind door het moderne liberalisme
In dit artikel:
Ayn Rand, de Amerikaanse filosofe die in 1964 De deugd van het egoïsme publiceerde, leeft stilzwijgend voort in de toon en argumenten van het hedendaagse Nederlandse rechts. Haar pleidooi voor rationeel eigenbelang en tegen overheidsingrijpen, belastingen en herverdeling vindt weerklank in termen als “zelfredzaamheid” en “eigen verantwoordelijkheid” — woorden die in de politieke praktijk vaak betekenen: minder overheid, meer markt, minder nadruk op solidariteit. Partijen aan de liberale rechterzijde, met de VVD als voorbeeld, spreken liever over kansen en belonen dan over ongelijkheid en bescherming; succes wordt meteen moreel gethematiseerd.
Wat ooit een intellectuele verdediging van individuele autonomie was, is in de politiek deels vervormd tot verongelijkt groepsegoïsme. Rechts-populistische retoriek ruilt Rands rationele argumenten in voor emotionele tegenstellingen — “wij, de hardwerkende Nederlanders, tegenover zij die profiteren” — en eist vrijheid als exclusief recht van een bepaalde groep. Dat ondermijnt het vertrouwen en de instituties waarop vrijheid feitelijk rust.
Die ontwikkeling heeft concrete risico’s: problemen als klimaat, zorg en bestaanszekerheid zijn niet oplosbaar vanuit puur individueel eigenbelang omdat markten niet automatisch collectieve behoeften corrigeren. Een samenleving die solidariteit afzweert, loopt het gevaar te vervallen in fragmentatie en inefficiëntie — iets wat Rand zelf onwenselijk zou hebben gevonden.
Als tegenwicht pleit het stuk voor een herwaardering van het midden — een kabinet waarin progressieve krachten zoals GroenLinks en de PvdA de balans herstellen tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Niet als nostalgische terugkeer naar de verzorgingsstaat, maar als praktische erkenning dat echte vrijheid alleen betekenis krijgt binnen solidariteit. De voorgestelde morele omslag luidt: van “ik eerst” naar wederkerigheid — “ik ook” — omdat duurzaam samenleven vertrouwen vergt, niet wantrouwen.