Er is maar één partij die profiteert van de politieke chaos in het Franse midden: het radicaal-rechtse Rassemblement National
In dit artikel:
Op 6 oktober bood premier Sébastien Lecornu zijn ontslag aan na een kabinet dat maar 14 uur en 26 minuten bestond; president Emmanuel Macron accepteerde het ontslag maar eiste 48 uur extra onderhandelingen. Toen die mislukten, werd Lecornu dezelfde week opnieuw aangesteld als premier (Lecornu II). De episode legt de structurele instabiliteit van de Franse politiek bloot: het centrum-rechtse kamp lukt niet om een duurzame meerderheid te vormen en de regering riskeert zonder goedgekeurde begroting te blijven, waarna automatisch het budget van 2025 zou gelden en de al snel oplopende staatsschuld verdere druk zet.
Analisten spreken niet meer louter van een regeringscrisis maar van een regimecrisis. Sinds de parlementsverkiezingen van 2022 bestaat de Assemblée nationale uit drie ongeveer even grote blokken (links, centrum-rechts en extreemrechts), waardoor wetgeving afhankelijk is van fragiele, ad-hoc meerderheden. Een belangrijke oorzaak is het ontbreken van een coalitionaire cultuur: Frankrijk is door het tweerondensysteem van 1958 gewend aan duidelijke meerderheden en ziet compromissen vaak als principiële verraad. Terwijl landen als Nederland en Duitsland routinematig plussen en minnen om coalities te vormen, blijft in Frankrijk samenwerking tussen ideologisch verschillende partijen zeldzaam en politiek riskant.
Die context wordt verergerd door politieke strategische drempels: oppositiepartijen zijn huiverig om Macron tegemoet te komen, deels omdat regeringen sinds 2022 frequent Artikel 49.3 gebruikten om wetten zonder stemming door te voeren (26 keer), hetgeen wantrouwen en verontwaardiging voedt — in het bijzonder rond de ingrijpende pensioenhervorming van 2023. Binnen het centrum verscherpt dit de breuk: Les Républicains trokken zich terug uit een eerdere samenwerking en een deel van hun parlementaire collega’s die toch toetreden tot Lecornu II werden uit de partij gezet.
De grootste winnaar van de politieke chaos is het Rassemblement National van Marine Le Pen. Onderzoek toont dat RN-stemmers steeds vaker uit overtuiging stemmen in plaats van enkel als protest, waardoor de partij electoraal steviger verankerd raakt. Recente peilingen (Ifop) laten dat bijna 40 procent van Fransen overweegt extreemrechts te stemmen; centrum-links en het presidentiële kamp scoren respectievelijk rond 19 en 14 procent, terwijl Les Républicains rond 13 procent liggen. Tegelijk blijft de zogeheten front républicain — centrumkiezers die in de tweede ronde radicaal rechts wegstemmen — een remmende factor op RN’s opmars, maar die dam verzwakt geleidelijk.
Intern ongenoegen binnen het macronistische kamp is zichtbaar: Macron’s populariteit is historisch laag (ongeveer 14 procent in sommige peilingen) en prominente figuren roepen openlijk twijfels of zelfs vervroegde presidentsverkiezingen. De combinatie van politieke blokvorming, gebrek aan compromiscultuur en institutionele manoeuvres voedt de instabiliteit en geeft de politieke flanken, met name het Rassemblement National, strategische wind in de zeilen. De vraag is niet alleen of Macron’s middenkrachten het tij kunnen keren, maar ook hoe lang de traditionele ‘republikeinse dam’ tegen extreemrechts standhoudt.