Enno Poppe jaagt op klanken zonder naam, omdat echte wonder pas ontstaat op onbekend terrein

dinsdag, 2 september 2025 (15:15) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

“Muziek hóéft niet begrepen te worden,” zegt de Duitse dirigent en componist Enno Poppe — en dat motto verklaart veel van zijn werk en werkwijze. Tijdens de coronajaren trok Poppe zich terug in zijn werkkamer en schreef hij niet ingetogen muziek maar juist overdaad: Körper, een massief, energiek werk voor drie drumstellen, twaalf blazers, elektrische strijkers en synthesizers, dat hij zelf omschrijft als een luide ode aan de bigbandtraditie. Het stuk ontstond tegen het decor van stilgevallen podia; juist die verstilling zette hem ertoe aan het luidste stuk uit zijn leven te componeren.

Dit najaar is Poppe twee keer te horen in het Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam. Op 2 oktober leidt hij het Keulse Ensemble Musikfabrik in een programma waarin kleur en klankexperiment centraal staan, met onder anderen een wereldpremière van de Duits-Iraanse Farzia Fallah, Poppe’s eigen Zug (voor zeven koperblazers) en werken van Sarah Nemtsov en Rebecca Saunders. Op 13 november dirigeert hij het Ensemble Modern — een ensemble waarmee hij lang samenwerkt — en brengt daar de Nederlandse première van Alex Paxtons Don’t Leave Me Behind (Paxton is winnaar van de Ernst von Siemens-prijs) naast Poppe’s Körper.

Poppe (Hemer, 1969) werd als twaalfjarige getroffen door Stockhausens Kontra-Punkte; sindsdien jaagt hij op klanken “zonder naam”, op het onbekende terrein waar geen luistergeheugen bestaat. Zijn partituren kenmerken zich door microtonale verschuivingen, grillige ritmes en ongebruikelijke timbres; hij zoekt vaak ongebruikelijke bezettingen en werkt met softwarematige klankmanipulatie. Kritieken omschrijven zijn werk als zowel monumentaal als labiel, een voortdurende spanning tussen systeem en wanorde — elementen die bij de luisteraar eerst desoriëntatie kunnen veroorzaken maar na verloop van tijd vormen laten oplichten.

Centraal in Poppes esthetiek staat het lichaam: instrumenten zijn voor hem verlengstukken van de speler, en muziek maken is een fysieke, gezamenlijke onderneming. Repetities zijn laboratoria waarin vallen, opstaan en bijstellen tot het creatieve proces behoren; premieres krijgen zijn voorkeur omdat daar ruimte is voor toeval, mislukking en ontdekking. Poppe wil niet vastleggen, maar openstellen: ook als dirigent zoekt hij verrassingen en laat hij zich door musici uitdagen in plaats van alles te dicteren.

Zijn voorkeur voor het onbekende vertaalt zich ook in de programmakeuze. Hij werkt graag met componisten die nieuwe speeltechnieken en expressieve klankmogelijkheden ontwikkelen — niet om virtuositeit te etaleren, maar om nieuwe expressieve lagen aan te boren. Daarom voelt hij zich thuis bij ensembles als Musikfabrik en Ensemble Modern, die “punch” en specifieke klankmogelijkheden hebben. Hij haalt inspiratie uit brede bronnen, ook buiten Europa; anders klinkende aanpakken uit Oost-Azië gebruikt hij om zijn eigen referentiekader te openen en het reproduceerbare te doorbreken.

Publieksreacties op Körper illustreren de intense beleving die zijn muziek kan oproepen: live zou het stuk in combinatie met een gedreven ensemble bijna fysiek overweldigend zijn; via koptelefoon vangt een luisteraar volgens sommigen maar een fractie van die ervaring. Poppe zelf nodigt het publiek uit om te verdwijnen in klank, om zich te laten verrassen en niet onmiddellijk te willen begrijpen. Voor wie nieuwsgierig is naar hedendaagse muziek die zoekt naar het ongehoorde — en naar concertbeleving als fysieke, onvoorspelbare gebeurtenis — bieden de Amsterdamse avonden met Poppe een intense ingang.